Einde inhoudsopgave
Wet belastingen op milieugrondslag
Artikel 63 [Belastingvermindering]
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025. Let op: wordt geraakt door terugwerkende kracht
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
21-12-2022, Stb. 2022, 532 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36202)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
21-12-2022, Stb. 2022, 532 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36202)
- Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie:
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Milieubelastingen / Algemeen
Milieubelastingen / Energiebelasting
1.
Op de ter zake van de levering van elektriciteit, bedoeld in artikel 50, eerste lid, verschuldigde belasting wordt een vermindering toegepast met betrekking tot onroerende zaken die op zich als gebouwde eigendommen zijn aan te merken en die kunnen dienen als woning of ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf of beroep of anderszins een verblijfsfunctie hebben. De vermindering bedraagt € 521,78 per verbruiksperiode van twaalf maanden per aansluiting.
2.
Indien het bedrag van de over de verbruiksperiode verschuldigde belasting lager is dan het bedrag van de vermindering, bedoeld in het eerste lid, wordt het verschil aan de verbruiker terugbetaald.
3.
In de gevallen waarin een voorschotnota wordt uitgereikt of, indien geen voorschotnota wordt uitgereikt, een voorschotbedrag wordt ontvangen, wordt bij de berekening van het voorschotbedrag naar evenredigheid rekening gehouden met de belastingvermindering, bedoeld in het eerste lid.
4.
Bij een verbruiksperiode korter dan wel langer dan twaalf maanden worden de in het eerste lid genoemde bedragen naar evenredigheid verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd.
5.
Bij toepassing van artikel 50, derde lid, zijn het eerste en vierde lid van overeenkomstige toepassing.
6.
Bij op voordracht van Onze Minister vast te stellen algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld waaronder de belastingvermindering, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend.
7.
Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.