Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2005/214/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties
Artikel 5 Toepassingsgebied
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2005
- Bronpublicatie:
24-02-2005, PbEU 2005, L 76 (uitgifte: 22-03-2005, regelingnummer: 2005/214/JBZ)
- Inwerkingtreding
22-03-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-02-2005, PbEU 2005, L 76 (uitgifte: 22-03-2005, regelingnummer: 2005/214/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Tot erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen kunnen leiden, overeenkomstig dit kaderbesluit en zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid, de navolgende in de beslissingsstaat strafbare feiten, zoals omschreven in het recht van die staat:
- —
deelneming aan een criminele organisatie,
- —
terrorisme,
- —
mensenhandel,
- —
seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie,
- —
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,
- —
illegale handel in wapens, munitie en explosieven,
- —
corruptie,
- —
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen,
- —
witwassen van opbrengsten van misdrijven,
- —
valsemunterij, met inbegrip van namaak van de euro,
- —
cybercriminaliteit,
- —
milieumisdrijven, met inbegrip van de illegale handel in bedreigde diersoorten en de illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten,
- —
hulp aan illegale binnenkomst en illegaal verblijf,
- —
moord en doodslag, zware mishandeling,
- —
illegale handel in menselijke organen en weefsels,
- —
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling,
- —
racisme en vreemdelingenhaat,
- —
georganiseerde of gewapende diefstal,
- —
illegale handel in cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen,
- —
oplichting,
- —
racketeering en afpersing,
- —
namaak van producten en productpiraterij,
- —
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten,
- —
vervalsing van betaalmiddelen,
- —
illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars,
- —
illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen,
- —
handel in gestolen voertuigen,
- —
verkrachting,
- —
brandstichting,
- —
misdrijven die onder de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vallen,
- —
kaping van vliegtuigen/schepen,
- —
sabotage,
- —
gedragingen in strijd met de verkeersregels, met inbegrip van overtredingen van de rij- en rusttijdenwetgeving en van de wetgeving inzake gevaarlijke goederen,
- —
smokkel van goederen,
- —
inbreuken op de intellectuele-eigendomsrechten,
- —
bedreigingen en daden van geweld jegens personen, met inbegrip van geweld tijdens sportevenementen,
- —
opzettelijke vernieling,
- —
diefstal,
- —
strafbare feiten die door de beslissingsstaat worden vastgesteld en die onder uitvoeringsverplichtingen vallen welke voortkomen uit instrumenten op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
2.
De Raad kan te allen tijde, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 39, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, besluiten andere categorieën van strafbare feiten aan de lijst van lid 1 toe te voegen.
De Raad overweegt in het licht van het hem overeenkomstig artikel 20, lid 5, voorgelegde verslag of de lijst moet worden uitgebreid of gewijzigd. De Raad zal dit onderwerp nader onderzoeken op basis van een verslag over de praktische toepassing van het kaderbesluit dat binnen vijf jaar na de in artikel 20, lid 1, vermelde datum door de Commissie wordt opgesteld.
3.
Ten aanzien van andere dan de in lid 1 genoemde strafbare feiten kan de tenuirvoerleggingsstaat de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de beslissing betrekking heeft op een naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat strafbaar feit, ongeacht de bestanddelen of de kwalificatie hiervan.