Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2005/214/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties
Artikel 9 De op de tenuitvoerlegging toepasselijke wet
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2005
- Bronpublicatie:
24-02-2005, PbEU 2005, L 76 (uitgifte: 22-03-2005, regelingnummer: 2005/214/JBZ)
- Inwerkingtreding
22-03-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-02-2005, PbEU 2005, L 76 (uitgifte: 22-03-2005, regelingnummer: 2005/214/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd lid 3 en artikel 10 wordt de tenuitvoerlegging van de beslissing beheerst door de wet van de tenuitvoerleggingsstaat, op dezelfde wijze als een geldelijke sanctie die door de tenuitvoerleggingsstaat wordt opgelegd. De autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat zijn bij uitsluiting bevoegd de procedures betreffende de tenuitvoerlegging en alle daarop betrekking hebbende maatregelen te bepalen, met inbegrip van de gronden tot beëindiging van de tenuitvoerlegging.
2.
indien de veroordeelde bewijs kan overleggen van gehele of gedeeltelijke betaling in een staat, raadpleegt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat op de in artikel 7, lid 3, bepaalde wijze de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat. Delen van de sanctie die op enigerlei wijze reeds in een andere staat zijn geïnd, worden voor de tenuitvoerlegging in de tenuitvoerleggingsstaat volledig in mindering gebracht op het bedrag van de sanctie.
3.
Een geldelijke sanctie tegen een rechtspersoon wordt ten uitvoer gelegd, zelfs indien de tenuitvoerleggingsstaat het beginsel van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen niet erkent.