Einde inhoudsopgave
Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken
Artikel 2H Methylbromide
Geldend
Geldend vanaf 28-07-2000
- Bronpublicatie:
03-12-1999, Trb. 2002, 89 (uitgifte: 03-05-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-07-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2001, Trb. 2001, 72 (uitgifte: 19-04-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1995 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende gebruik van de in Bijlage E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stof per jaar niet meer bedraagt dan haar berekende gebruik over 1991. Elke Partij die deze stof produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende produktie van deze stof per jaar niet meer bedraagt dan haar berekende produktie over 1991. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van onder artikel 5, eerste lid, vallende Partijen, mag haar berekende produktie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende produktie over 1991.
2.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1999 en in het tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende gebruik van de in Bijlage E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stof per jaar niet meer bedraagt dan vijfenzeventig procent van haar berekende gebruik over 1991. Elke Partij die deze stof produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende productie van deze stof per jaar niet meer bedraagt dan vijfenzeventig procent van haar berekende productie over 1991. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de in artikel 5, eerste lid, bedoelde Partijen, mag haar berekende productie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende productie over 1991.
3.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2001 en in het tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende gebruik van de in Bijlage E aan uitworpbeheersing onderworpen stof per jaar niet meer bedraagt dan vijftig procent van haar berekende gebruik over 1991. Elke Partij die deze stof produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende productie van deze stof per jaar niet meer bedraagt dan vijftig procent van haar berekende productie over 1991. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de in artikel 5, eerste lid, bedoelde Partijen, mag haar berekende productie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende productie over 1991.
4.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2003 en in het tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende gebruik van de in Bijlage E aan uitworpbeheersing onderworpen stof per jaar niet meer bedraagt dan dertig procent van haar berekende gebruik over 1991. Elke Partij die deze stof produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende productie van deze stof per jaar niet meer bedraagt dan dertig procent van haar berekende productie over 1991. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de in artikel 5, eerste lid, bedoelde Partijen, mag haar berekende productie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende productie over 1991.
5.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2005 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende gebruik van de in Bijlage E aan uitworpbeheersing onderworpen stof nihil is. Elke Partij die deze stof produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende productie van deze stof per jaar nihil is. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen mag haar berekende productie tot 1 januari 2002 deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste vijftien procent van haar berekende productie over 1991; daarna mag zij die limiet overschrijden met een hoeveelheid die gelijk is aan haar jaarlijkse gemiddelde productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stof in Bijlage E voor de fundamentele binnenlandse behoeften voor het tijdvak van 1995 tot en met 1998. Dit lid vindt geen toepassing wanneer de Partijen besluiten de productie of het gebruik toe te staan tot het niveau dat nodig is om te voorzien in de behoeften voor vormen van gebruik ten aanzien waarvan zij overeenkomen dat deze cruciale landbouwgebruiken zijn.
5bis.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2005 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stof van Bijlage E voor de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen niet meer bedraagt dan tachtig procent van haar gemiddelde productie per jaar van deze stof voor fundamentele binnenlandse behoeften in het tijdvak van 1995 tot en met 1998.
5ter.
Elke Partij verzekert dat voor het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2015 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stof van Bijlage E voor de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen nihil is.
6.
In het berekende gebruik en de berekende produktie ingevolge dit artikel zijn niet inbegrepen de door de Partij gebruikte hoeveelheden voor quarantaine-doeleinden of voor toepassingen voorafgaand aan het vervoer.