Einde inhoudsopgave
Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken
Artikel 4 Handel met Staten die geen Partij zijn
Geldend
Geldend van 14-05-2008 tot 01-01-2033
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens de wijziging van 03-12-1999, Trb. 2001, 72.
- Bronpublicatie:
03-12-1999, Trb. 2001, 72 (uitgifte: 19-04-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-05-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2008, Trb. 2008, 120 (uitgifte: 16-06-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Met ingang van 1 januari 1990 verbiedt elke Partij de invoer van de in Bijlage A genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
1 bis.
Binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de invoer van de in Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
1 ter.
Binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de invoer van alle in Groep II van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
1 quater.
Met ingang van een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de invoer van de aan uitworpbeheersing onderworpen stof als genoemd in Bijlage E uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
1 quinquies.
Met ingang van 1 januari 2004 verbiedt elke Partij de invoer van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
1 sexties.
Binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de invoer van de in Groep III van bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
2.
Met ingang van 1 januari 1993 verbiedt elke Partij de uitvoer van de in Bijlage A genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
2 bis.
Een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de uitvoer van de in Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
2 ter.
Met ingang van een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de uitvoer van alle in Groep II van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
2 quater.
Met ingang van een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de uitvoer van de aan uitworpbeheersing onderworpen stof als genoemd in Bijlage E naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
2 quinquies.
Met ingang van 1 januari 2000 verbiedt elke Partij de uitvoer van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
2 sexties.
Binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de uitvoer van de in Groep III van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
3.
Vóór 1 januari 1992 stellen de Partijen, overeenkomstig de in artikel 10 van het Verdrag vervatte procedures, in een bijlage een lijst op van produkten die de in Bijlage A genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen bevatten. Partijen die niet overeenkomstig deze procedures bezwaar hebben gemaakt tegen de bijlage, verbieden binnen een jaar nadat de bijlage van kracht is geworden de invoer van die produkten uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
3 bis.
Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit lid stellen de Partijen, overeenkomstig de in artikel 10 van het Verdrag vervatte procedures, in een bijlage een lijst op van produkten die in Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen bevatten. Partijen die niet overeenkomstig deze procedures bezwaar hebben gemaakt tegen de bijlage, verbieden binnen een jaar nadat de bijlage van kracht is geworden de invoer van die produkten uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
3 ter.
Binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid stellen de Partijen, overeenkomstig de in artikel 10 van het Verdrag vervatte procedures, in een bijlage een lijst op van produkten die de in Groep II van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen bevatten. Partijen die niet overeenkomstig deze procedures bezwaar hebben gemaakt tegen de bijlage, verbieden binnen een jaar nadat de bijlage van kracht is geworden de invoer van die produkten uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
4.
Vóór 1 januari 1994 stellen de Partijen de haalbaarheid vast van een verbod of beperking van de invoer uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol ter zake van produkten die zijn vervaardigd met behulp van de in Bijlage A genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, doch deze niet bevatten. Indien dit haalbaar wordt geacht, stellen de Partijen overeenkomstig de in artikel 10 van het Verdrag vervatte procedures in een bijlage een lijst van zodanige produkten op. Partijen die niet overeenkomstig deze procedures bezwaar hebben gemaakt tegen de bijlage, verbieden binnen een jaar nadat de bijlage van kracht is geworden de invoer van die produkten uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
4 bis.
Binnen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid stellen de Partijen de haalbaarheid vast van een verbod of beperking van de invoer uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol ter zake van produkten die zijn vervaardigd met behulp van de in Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, doch deze niet bevatten. Indien dit haalbaar wordt geacht, stellen de Partijen overeenkomstig de in artikel 10 van het Verdrag vervatte procedures in een bijlage een lijst van zodanige produkten op. Partijen die niet overeenkomstig deze procedures bezwaar hebben gemaakt tegen de bijlage, verbieden binnen een jaar nadat de bijlage van kracht is geworden de invoer van die produkten uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
4 ter.
Binnen vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid stellen de Partijen de haalbaarheid vast van een verbod of beperking van de invoer uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol ter zake van produkten die zijn vervaardigd met de in Groep II van Bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, doch die deze stoffen niet bevatten. Indien dit haalbaar wordt geacht, stellen de Partijen overeenkomstig de in artikel 10 van het Verdrag vervatte procedures in een bijlage een lijst van zodanige produkten op. Partijen die niet overeenkomstig deze procedures bezwaar hebben gemaakt tegen de bijlage, verbieden of beperken binnen een jaar nadat de bijlage van kracht is geworden de invoer van die produkten uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
5.
Elke Partij stelt al het mogelijk in het werk om de uitvoer van technologie die bestemd is voor de produktie of het gebruik van de in de Bijlagen A, B, C en E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol te ontmoedigen.
6.
Elke Partij onthoudt zich van de verstrekking van nieuwe subsidies, steun, kredieten, garanties of verzekeringsprogramma's voor de uitvoer naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol van produkten, apparatuur, installaties of technologie die de vervaardiging van de in de Bijlagen A, B, C en E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen zouden kunnen vergemakkelijken.
7.
De leden vijf en zes zijn niet van toepassing op produkten, apparatuur, installaties of technologie die de beheersbaarheid, de herwinning, het hergebruik of de vernietiging van de in de Bijlagen A, B, C en E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen verbeteren, de ontwikkeling van vervangende stoffen bevorderen, dan wel anderszins bijdragen tot beperking van de uitworp van de in de Bijlagen A, B, C en E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen.
8.
Niettegenstaande de bepalingen van dit artikel is de in de leden één tot en met vier ter van dit artikel bedoelde invoer uit en uitvoer naar een Staat die geen Partij is bij dit Protocol, toegestaan indien tijdens een vergadering van de Partijen is vastgesteld dat de betrokken Staat de artikelen 2 en de artikelen 2A tot en met 2I en dit artikel geheel naleeft, en overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 gegevens heeft verstrekt die dit bevestigen.
9.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de uitdrukking ‘Staat die geen Partij is bij dit Protocol’ ten aanzien van een bepaalde aan uitworpbeheersing onderworpen stof begrepen iedere Staat of organisatie voor regionale economische integratie die er niet in heeft toegestemd te worden gebonden door de beperkende maatregelen die voor die stof van kracht zijn.
10.
Uiterlijk 1 januari 1996 besluiten de Partijen of het noodzakelijk is dit Protocol te wijzigen ten einde de in dit artikel vervatte maatregelen uit te breiden tot de handel in de in Groep I van Bijlage C en de in Bijlage E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen met Staten die geen Partij zijn bij het Protocol.