Einde inhoudsopgave
Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken
Artikel 2A CFK's
Geldend
Geldend vanaf 28-07-2000
- Bronpublicatie:
03-12-1999, Trb. 2002, 89 (uitgifte: 03-05-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-07-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2001, Trb. 2001, 72 (uitgifte: 19-04-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op de eerste dag van de zevende maand na de datum van inwerkingtreding van dit Protocol, en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage A genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen niet meer zal bedragen dan haar berekend gebruik over 1986. Elke Partij die één of meer van deze stoffen produceert, verzekert dat aan het einde van ditzelfde tijdvak haar berekende produktie van deze stoffen niet meer zal bedragen dan haar berekende produktie over 1986, zij het dat deze produktie ten opzichte van 1986 mag zijn gestegen met ten hoogste tien procent. Een dergelijke stijging is evenwel slechts toegestaan om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van artikel 5 vallende Partijen en met het oog op industriële rationalisering tussen de Partijen.
2.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van 1 juli 1991 tot en met 31 december 1992 haar berekende gebruik en produktie van de in Groep I van Bijlage A genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen niet meer zullen bedragen dan 150 procent van haar berekende produktie en gebruik van deze stoffen over 1986. Met ingang van 1 januari 1993 zal het beheersingstijdvak van twaalf maanden voor deze aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen ieder jaar lopen van 1 januari tot en met 31 december.
3.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1994 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage A genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan vijfentwintig procent van haar berekend gebruik over 1986. Elke Partij die één of meer van deze stoffen produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende produktie van deze stoffen per jaar niet meer bedraagt dan vijfentwintig procent van haar berekende produktie over 1986. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen mag haar berekende produktie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende produktie over 1986.
4.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1996 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage A genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen nihil is. Elke Partij die één of meer van deze stoffen produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende produktie van deze stoffen nihil is. Teneinde te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van onder werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen mag haar berekende productie deze limiet evenwel overschrijden met een hoeveelheid die gelijk is aan haar gemiddelde productie per jaar van de aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit Groep I van Bijlage A voor de fundamentele binnenlandse behoeften voor het tijdvak van 1995 tot en met 1997. Dit lid is van toepassing, tenzij de Partijen besluiten het produktie- of gebruiksniveau toe te staan dat nodig is om te voorzien in behoeften voor vormen van gebruik waarvan zij overeenkomen dat deze essentieel zijn.
5.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op januari 2003 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen van Groep I van Bijlage A voor de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen niet meer bedraagt dan tachtig procent van haar gemiddelde productie per jaar van deze stoffen voor fundamentele binnenlandse behoeften in het tijdvak van 1995 tot en met 1997.
6.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2005 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen van Groep I van Bijlage A voor de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen niet meer bedraagt dan vijftig procent van haar gemiddelde productie per jaar van deze stoffen voor fundamentele binnenlandse behoeften in het tijdvak van 1995 tot en met 1997.
7.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2007 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen van Groep I van Bijlage A voor de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen niet meer bedraagt dan vijftien procent van haar gemiddelde productie per jaar van deze stoffen voor fundamentele binnenlandse behoeften in het tijdvak van 1995 tot en met 1997.
8.
Elke Partij verzekert dat voor het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2010 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen van Groep I van Bijlage A voor de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen nihil is.
9.
Ten behoeve van de berekening van de fundamentele binnenlandse behoeften ingevolge het vierde tot en met het achtste lid van dit artikel, omvat de berekening van de gemiddelde productie per jaar van een Partij mede alle productierechten die zij heeft overgedragen in overeenstemming met artikel 2, vijfde lid, maar niet de productierechten die zij heeft verworven in overeenstemming met artikel 2, vijfde lid.