Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties
Artikel 56 bis Waarschuwingsmechanisme
Geldend
Geldend vanaf 17-01-2014
- Bronpublicatie:
20-11-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/55/EU)
- Inwerkingtreding
17-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/55/EU)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
1.
De bevoegde autoriteiten van een lidstaat brengen de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten op de hoogte van een beroepsbeoefenaar die van een nationale overheid of rechtbank een beperking of verbod, ook tijdelijk, gekregen heeft op het uitoefenen van de volgende beroepsactiviteiten of een gedeelte daarvan:
- a)
arts en huisarts, houder van een in bijlage V, punten 5.1.1 en 5.1.4, bedoelde opleidingstitel;
- b)
medisch specialist, houder van een in bijlage V, punt 5.1.3, bedoelde titel;
- c)
verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, houder van een in bijlage V, punt 5.2.2, bedoelde opleidingstitel;
- d)
beoefenaar der tandheelkunde, houder van een in bijlage V, punt 5.3.2, bedoelde opleidingstitel;
- e)
gespecialiseerd beoefenaar der tandheelkunde, houder van een in bijlage V, punt 5.3.3, bedoelde opleidingstitel;
- f)
dierenarts, houder van een in bijlage V, punt 5.4.2, bedoelde opleidingstitel;
- g)
verloskundige, houder van een in bijlage V, punt 5.5.2, bedoelde opleidingstitel;
- h)
apotheker, houder van een in bijlage V, punt 5.6.2, bedoelde opleidingstitel;
- i)
houders van een in bijlage VII, punt 2, vermeld certificaat ten bewijze dat de houder een opleiding heeft afgerond die aan de minimumopleidingseisen in de artikelen 24, 25, 31, 34, 35, 38, 40, of 44 voldoet, maar is aangevat vóór de in bijlage V, punten 5.1.3, 5.1.4, 5.2.2, 5.3.2, 5.3.3, 5.4.2, 5.5.2 en 5.6.2, vermelde referentiedata;
- j)
- k)
andere beroepsbeoefenaren die activiteiten met implicaties voor de veiligheid van patiënten uitoefenen, indien de beroepsbeoefenaar een beroep uitoefent dat in die lidstaat gereglementeerd is;
- l)
beroepsbeoefenaren die activiteiten uitoefenen in verband met de opvoeding van minderjarigen, ook in de kinderopvang en het voor- en vroegschoolse onderwijs, indien de beroepsbeoefenaar een beroep uitoefent dat in die lidstaat gereglementeerd is.
2.
De bevoegde autoriteiten zenden de in lid 1 bedoelde informatie door middel van een waarschuwing via het IMI binnen drie dagen na het nemen van het besluit dat de betrokken beroepsbeoefenaar een verbod of beperking op het uitoefenen van de beroepsactiviteit of een gedeelte daarvan oplegt, toe. Deze informatie blijft beperkt tot het volgende:
- a)
de identiteit van de beroepsbeoefenaar;
- b)
het betreffende beroep;
- c)
informatie over de nationale autoriteit of rechtbank die het besluit tot beperking of verbod heeft genomen;
- d)
de reikwijdte van de beperking of het verbod; en
- e)
de periode gedurende welke de beperking of het verbod van kracht is.
3.
De bevoegde autoriteiten van een betrokken lidstaat stellen de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten binnen drie dagen nadat de rechtbank het besluit heeft genomen, door middel van een waarschuwing via het IMI in kennis van de identiteit van beroepsbeoefenaren die krachtens deze richtlijn een aanvraag tot erkenning van een kwalificatie hebben ingediend en die daarna in dit verband door een rechtbank schuldig zijn bevonden aan het gebruik van valse opleidingstitels.
4.
De verwerking van persoonsgegevens met het oog op het uitwisselen van informatie als bedoeld in de leden 1 en 3 vindt plaats overeenkomstig de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG. De verwerking van persoonsgegevens door de Commissie gebeurt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.
5.
De bevoegde autoriteiten van alle lidstaten worden onverwijld in kennis gesteld wanneer een verbod of beperking als bedoeld in lid 1 afloopt. Daartoe moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de informatie overeenkomstig lid 1 verstrekt, zowel de einddatum als een eventuele wijziging daarvan meedelen.
6.
De lidstaten bepalen dat de beroepsbeoefenaar over wie een waarschuwing naar de andere lidstaten wordt verzonden, op het zelfde ogenblik als de waarschuwing zelf schriftelijk in kennis gesteld wordt van het waarschuwingsbesluit en tegen dit besluit overeenkomstig het nationale recht beroep kan aantekenen of een verzoek om rectificatie van het besluit kan indienen en toegang heeft tot rechtsmiddelen met betrekking tot alle schade die door een onjuiste waarschuwing van andere lidstaten is toegebracht; in deze gevallen wordt het besluit over de waarschuwing aangevuld met de verwijzing dat de beroepsbeoefenaar er een procedure tegen heeft ingeleid.
7.
Gegevens met betrekking tot waarschuwingen mogen slechts in het IMI worden verwerkt zolang zij van kracht zijn. Waarschuwingen worden binnen drie dagen nadat het besluit tot intrekking is genomen of zodra het verbod of de beperking als bedoeld in lid 1 afloopt, gewist.
8.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast voor de toepassing van het waarschuwingsmechanisme. Die uitvoeringshandelingen omvatten bepalingen betreffende de voor het verzenden of ontvangen van waarschuwingen bevoegde autoriteiten en het beëindigen of intrekken van waarschuwingen, en maatregelen om de gegevensbeveiliging te verzekeren. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.