Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties
Artikel 40 Opleiding tot verloskundige
Geldend
Geldend vanaf 17-01-2014
- Bronpublicatie:
20-11-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/55/EU)
- Inwerkingtreding
17-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2013, PbEU 2013, L 354 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/55/EU)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
1.
De opleiding tot verloskundige omvat in totaal ten minste één van de volgende opleidingen:
- a)
een specifieke voltijdse opleiding tot verloskundige van ten minste drie jaar theoretisch en praktisch onderwijs (mogelijkheid I) die ten minste het in bijlage V, punt 5.5.1, opgenomen programma omvat, of
- b)
een specifieke voltijdse opleiding tot verloskundige van 18 maanden (mogelijkheid II) die ten minste het in bijlage V, punt 5.5.1, opgenomen programma omvat, voorzover dit niet op gelijkwaardige wijze is onderwezen in het kader van de opleiding tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger.
De lidstaten zien erop toe dat de met de opleiding van verloskundigen belaste inrichting verantwoordelijk is voor de coördinatie tussen theorie en praktijk gedurende het gehele studieprogramma.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 57 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst in bijlage V, punt 5.5.1, teneinde dit aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 57 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst in bijlage V, punt 5.5.1, teneinde dit aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.
2.
Voor de toelating tot de opleiding tot verloskundige moet aan een van de volgende voorwaarden zijn voldaan:
- a)
voor mogelijkheid I, het doorlopen van ten minste twaalf jaar algemene schoolopleiding of een certificaat ten bewijze dat men geslaagd is voor een gelijkwaardig toelatingsexamen voor scholen voor verloskundigen;
- b)
voor mogelijkheid II het bezit van een opleidingstitel van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger zoals bedoeld in bijlage V, punt 5.2.2.
3.
De opleiding tot verloskundige waarborgt dat de betrokken beroepsbeoefenaar de volgende kennis en vaardigheden heeft verworven:
- a)
grondige kennis van de wetenschappen waarop de werkzaamheden van de verloskundige berusten, met name de verloskunde en de gynaecologie;
- b)
voldoende kennis van de beroepsethiek en de wetgeving die relevant is voor de uitoefening van het beroep;
- c)
voldoende kennis van de algemene medische wetenschap (biologische functies, anatomie en fysiologie) en van de farmacologie op het gebied van de verloskunde en de perinatologie, alsmede kennis van het verband tussen de gezondheidstoestand en de fysieke en sociale omgeving van de mens en van zijn gedrag;
- d)
voldoende klinische ervaring, zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid opgedaan in erkende inrichtingen waar verloskundigen, voor zover nodig en met uitsluiting van pathologische situaties, prenatale zorg kunnen verstrekken, een bevalling kunnen uitvoeren en kunnen zorgen voor de opvolging daarvan in een erkende instelling, en toezicht kunnen houden bij baringen en bevallingen, postnatale zorg en neonatale reanimatie, in afwachting van een arts;
- e)
voldoende op de hoogte zijn van de opleiding van het op het gebied van de gezondheidszorg werkzame personeel en ervaring op het gebied van de samenwerking met dit personeel.