Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties
Artikel 44 Opleiding tot apotheker
Geldend
Geldend vanaf 20-06-2024
- Bronpublicatie:
04-03-2024, PbEU L 2024, 2024/782 (uitgifte: 31-05-2024, regelingnummer: 2024/782)
- Inwerkingtreding
20-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-03-2024, PbEU L 2024, 2024/782 (uitgifte: 31-05-2024, regelingnummer: 2024/782)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
1.
Voor de toelating tot de apothekersopleiding wordt het bezit vereist van een diploma of certificaat dat in een lidstaat voor de betrokken studies toegang geeft tot universiteiten of instellingen voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau.
2.
De opleidingstitel van apotheker vormt de afsluiting van een opleiding van ten minste vijf jaar, eventueel aanvullend uitgedrukt in het equivalente aantal ECTS-studiepunten, waarvan ten minste:
- a)
vier jaar voltijds theoretisch en praktisch onderwijs aan een universiteit, aan een instelling voor hoger onderwijs van een als gelijkwaardig erkend niveau of onder toezicht van een universiteit;
- b)
tijdens of na de theoretische en praktische opleiding een stage van zes maanden in een voor het publiek toegankelijke apotheek of in een ziekenhuis onder toezicht van de farmaceutische dienst van dat ziekenhuis.
De in dit lid bedoelde studiecyclus omvat ten minste het in bijlage V, punt 5.6.1, opgenomen studieprogramma. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 57 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst in bijlage V, punt 5.6.1, teneinde deze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, inclusief de ontwikkeling van de farmacologische praktijk.
De in de tweede alinea bedoelde wijzigingen mogen voor geen enkele lidstaat een wijziging van de bestaande essentiële rechtsbeginselen betreffende de regeling van beroepen met betrekking tot de opleiding en toegangsvoorwaarden voor natuurlijke personen inhouden. Deze aanpassingen laten de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de organisatie van de onderwijsstelsels als neergelegd in artikel 165, lid 1, VWEU onverlet.
3.
De opleiding tot apotheker waarborgt dat de betrokkene de volgende kennis en bekwaamheid heeft verworven:
- a)
voldoende kennis van geneesmiddelen en de voor de vervaardiging van geneesmiddelen gebruikte substanties;
- b)
voldoende kennis van de farmaceutische technologie en van de natuurkundige, scheikundige, biologische en microbiologische controle op geneesmiddelen;
- c)
voldoende kennis van het metabolisme en van de uitwerking van geneesmiddelen, alsook van de werking van toxische stoffen en van het gebruik van geneesmiddelen;
- d)
voldoende kennis om wetenschappelijke gegevens betreffende geneesmiddelen te kunnen beoordelen om op grond daarvan passende inlichtingen te kunnen verstrekken;
- e)
voldoende kennis van de wettelijke en andere vereisten voor de uitoefening van de werkzaamheden van apotheker;
- f)
voldoende kennis van klinische farmacie en farmaceutische zorg, alsmede de bekwaamheden voor de praktische toepassing ervan;
- g)
voldoende kennis en bekwaamheden op het gebied van de volksgezondheid en de gevolgen daarvan voor gezondheidsbevordering en ziektebeheer;
- h)
adequate kennis en bekwaamheden op het gebied van inter- en multidisciplinaire samenwerking, interprofessionele praktijken en communicatie;
- i)
voldoende kennis van informatietechnologie en digitale technologie en bekwaamheden voor de praktische toepassing ervan.