Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Artikel 91
Geldend
Geldend vanaf 27-11-2010
- Bronpublicatie:
24-11-2010, PbEU 2010, L 311 (uitgifte: 26-11-2010, regelingnummer: 1080/2010)
- Inwerkingtreding
27-11-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2010, PbEU 2010, L 311 (uitgifte: 26-11-2010, regelingnummer: 1080/2010)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Hof van Jusitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen de Unie en een van de in dit Statuut bedoelde personen, dat betrekking heeft op de wettigheid van een besluit waardoor deze persoon zich bezwaard acht in de zin van artikel 90, lid 2. Bij geschillen van geldelijke aard heeft het Hof van Justitie volledige rechtsmacht.
2.
Een beroep op het Hof van Justitie van de Europese Unie is slechts ontvankelijk:
- —
indien men zich van tevoren tot het tot aanstelling bevoegde gezag heeft gewend met een klacht in de zin van artikel 90, lid 2, en binnen de aldaar gestelde termijn, en
- —
indien op deze klacht een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing is genomen.
3.
Het in lid 2 bedoelde beroep moet binnen een termijn van drie maanden worden ingesteld. Deze termijn gaat in:
- —
op de dag van kennisgeving van het naar aanleiding van de klacht genomen besluit;
- —
op de dag waarop de antwoordtermijn verstrijkt, indien het beroep betrekking heeft op een stilzwijgend besluit tot afwijzing van een krachtens artikel 90, lid 2, ingediende klacht; wanneer echter een uitdrukkelijk besluit tot afwijzing van een klacht is afgekomen na het stilzwijgende besluit tot afwijzing, doch binnen de termijn voor het instellen van beroep, dan gaat laatstgenoemde termijn hierdoor opnieuw in.
4.
In afwijking van lid 2 kan de betrokkene zich echter, na bij het tot aanstelling bevoegde gezag een klacht als bedoeld in artikel 90, lid 2, te hebben ingediend, onmiddellijk wenden tot het Hof van Justitie, mits bij dit beroep een verzoek wordt gevoegd tot opschorting van de tenuitvoerlegging van het betwiste besluit of tot het nemen van voorlopige maatregelen. In dit geval wordt de procedure ten principale voor het Hof van Justitie opgeschort totdat een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing van de klacht wordt genomen.
5.
Het in dit artikel bedoelde beroep wordt onderzocht en beoordeeld volgens de bepalingen van het door het Hof van Justitie van de Europese Unie opgestelde reglement voor de procesvoering.