Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Artikel 287 Keuze van procedure
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij de ondertekening of bekrachtiging van of de toetreding tot dit Verdrag of op enig tijdstip daarna is een Staat vrij om door middel van een schriftelijke verklaring een of meer van de volgende wijzen van regeling van geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van dit Verdrag te kiezen:
- a.
het Internationale Hof voor het Recht van de Zee, opgericht overeenkomstig Bijlage VI;
- b.
het Internationale Gerechtshof;
- c.
een scheidsgerecht, ingesteld overeenkomstig Bijlage VII;
- d.
een bijzonder scheidsgerecht, ingesteld overeenkomstig Bijlage VIII voor een of meer van de daarin vermelde soorten van geschillen.
2.
Een krachtens het eerste lid afgelegde verklaring tast niet aan en wordt niet aangetast door de verplichting van een Partij om de bevoegdheid van de Kamer inzake geschillen betreffende de zeebodem van het Internationale Hof voor het Recht van de Zee te aanvaarden naar de mate en op de wijze, voorzien in Deel XI, afdeling 5.
3.
Een Staat die Partij is, die partij is bij een geschil waarvoor een van kracht zijnde verklaring niet geldt, wordt geacht arbitrage overeenkomstig Bijlage VII te hebben aanvaard.
4.
Indien de partijen bij een geschil dezelfde procedure voor de regeling van het geschil hebben aanvaard, kan het geschil slechts aan die procedure worden onderworpen, tenzij de partijen anderszins overeenkomen.
5.
Indien de partijen bij een geschil niet dezelfde procedure voor de regeling van het geschil hebben aanvaard, kan het geschil slechts aan arbitrage overeenkomstig Bijlage VII worden onderworpen, tenzij de partijen anderszins overeenkomen.
6.
Een krachtens het eerste lid afgelegde verklaring blijft van kracht tot drie maanden na de nederlegging van een kennisgeving van herroeping bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
7.
Een nieuwe verklaring, een kennisgeving van herroeping of het aflopen van een verklaring tast geenszins een zaak aan die aanhangig is voor een hof of scheidsgerecht, bevoegd krachtens dit artikel, tenzij de partijen anderszins overeenkomen.
8.
De in dit artikel bedoelde verklaringen en kennisgevingen worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die afschriften ervan doet toekomen aan de Partijen.