Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Bijlage IV Statuut van de onderneming
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Artikel 1. Doelstellingen
1
De Onderneming is het orgaan van de Autoriteit dat ingevolge artikel 153, tweede lid, letter a, rechtstreeks werkzaamheden verricht in het Gebied, alsook voorziet in het vervoer, de be- en verwerking en de afzet van uit het Gebied gewonnen delfstoffen.
2
Bij de verwezenlijking van haar doelstellingen en de uitoefening van haar functies handelt de Onderneming overeenkomstig dit Verdrag en de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit.
3
Bij de ontginning van de rijkdommen van het Gebied ingevolge het eerste lid, handelt de Onderneming, onder voorbehoud van het bepaalde in dit Verdrag, op basis van verantwoorde commerciële beginselen.
Artikel 2. Betrekkingen met de Autoriteit
1
Ingevolge artikel 170 handelt de Onderneming overeenkomstig het algemeen beleid van de Vergadering en de richtlijnen van de Raad.
2
Onder voorbehoud van het bepaalde in het eerste lid, handelt de Onderneming geheel zelfstandig.
3
Geen enkele bepaling in dit Verdrag legt de Onderneming aansprakelijkheid op voor de handelingen of verplichtingen van de Autoriteit, of legt de Autoriteit aansprakelijkheid op voor de handelingen of verplichtingen van de Onderneming.
Artikel 3. Beperking van aansprakelijkheid
Onverminderd het bepaalde in artikel 11, derde lid, van deze Bijlage is een lid van de Autoriteit niet aansprakelijk, uitsluitend op grond van zijn lidmaatschap, voor de handelingen of verplichtingen van de Onderneming.
Artikel 4. Structuur van de Onderneming
De Onderneming heeft een Raad van Bestuur, een Directeur-Generaal en het voor de uitoefening van haar functies nodige personeel.
Artikel 5. Raad van Bestuur
1
De Raad van Bestuur bestaat uit 15 leden, door de Vergadering gekozen overeenkomstig artikel 160, tweede lid, letter c. Bij de verkiezing van de leden van de Raad wordt naar behoren aandacht besteed aan het beginsel van een billijke geografische verdeling. Bij de indiening van voordrachten van kandidaten voor verkiezing tot lid van de Raad van Bestuur, houden de leden van de Autoriteit rekening met de noodzaak, kandidaten voor te dragen die voldoen aan de hoogste normen van deskundigheid, en bevoegd zijn op de desbetreffende terreinen, ten einde de levensvatbaarheid en het welslagen van de Onderneming te verzekeren.
2
De leden van de Raad worden gekozen voor vier jaar en zijn herkiesbaar; er dient naar behoren aandacht te worden besteed aan het beginsel van een roulering van het lidmaatschap.
3
De leden van de Raad blijven in functie totdat hun opvolgers zijn gekozen. Indien de functie van een lid van de Raad openvalt, kiest de Vergadering, overeenkomstig artikel 160, tweede lid, letter c, een nieuw lid voor het resterende gedeelte van de ambtstermijn van zijn voorganger.
4
De leden van de Raad handelen in hun persoonlijke hoedanigheid. Bij de vervulling van hun taken vragen noch ontvangen zij instructies van enige regering of van enige andere bron. Elk lid van de Autoriteit eerbiedigt de onafhankelijkheid van de leden van de Raad en onthoudt zich van alle pogingen, deze te beïnvloeden in de kwijting van hun taken.
5
Elk lid van de Raad van Bestuur ontvangt een bezoldiging, betaald uit de financiële middelen van de Onderneming. Het bedrag van de bezoldiging wordt vastgesteld door de Vergadering op aanbeveling van de Raad.
6
De Raad van Bestuur verricht zijn werkzaamheden gewoonlijk ter plaatse van de hoofdzetel van de Onderneming en komt zo vaak bijeen als de aangelegenheden van de Onderneming vereisen.
7
Twee derde van de leden van de Raad van Bestuur vormen een quorum.
8
Elk lid van de Raad van Bestuur heeft één stem. In alle aan de Raad van Bestuur voorgelegde aangelegenheden wordt beslist door een meerderheid van zijn leden. Indien een lid een belangenconflict inzake een aan de Raad van Bestuur voorgelegde aangelegenheid heeft, onthoudt hij zich van stemming in die aangelegenheid.
9
Ieder lid van de Autoriteit kan de Raad van Bestuur om inlichtingen verzoeken ten aanzien van die werkzaamheden van de Raad van Bestuur die dat lid inzonderheid raken. De Raad van Bestuur tracht zulke inlichtingen te verstrekken.
Artikel 6. Bevoegdheden en functies van de Raad van Bestuur
De Raad van Bestuur leidt de werkzaamheden van de Onderneming. Onder voorbehoud van het bepaalde in dit Verdrag oefent de Raad van Bestuur de bevoegdheden uit die nodig zijn om de doelstellingen van de Onderneming te verwezenlijken, met inbegrip van de bevoegdheid:
- a.
uit zijn leden een Voorzitter te kiezen;
- b.
zijn reglement van orde vast te stellen;
- c.
overeenkomstig artikel 153, derde lid, en artikel 162, tweede lid, letter j, officiële schriftelijke werkplannen op te stellen en aan de Raad voor te leggen;
- d.
werkplannen en programma's uit te werken voor het verrichten van de werkzaamheden, aangegeven in artikel 170;
- e.
overeenkomstig artikel 151, tweede tot en met zevende lid, aanvragen voor produktievergunningen op te stellen en voor te leggen aan de Raad;
- f.
te machtigen tot het voeren van onderhandelingen betreffende verwerving van technologie, met inbegrip van de onderhandelingen bedoeld in Bijlage III, artikel 5, derde lid, letters a, c en d, en de resultaten van zulke onderhandelingen goed te keuren;
- g.
de voorwaarden en bedingen vast te stellen, en te machtigen tot het voeren van onderhandelingen, betreffende ‘joint ventures’ en andere vormen van overeenkomsten tot gezamenlijke onderneming, bedoeld in Bijlage III, de artikelen 9 en 11, en de resultaten van zulke onderhandelingen goed te keuren;
- h.
aan de Vergadering aan te bevelen, welk deel van het netto inkomen van de Onderneming moet worden ingehouden als haar reserve, overeenkomstig artikel 160, tweede lid, letter f, en artikel 10 van deze Bijlage;
- i.
de jaarlijkse begroting van de Onderneming goed te keuren;
- j.
te machtigen tot de aankoop van goederen en diensten overeenkomstig artikel 12, derde lid, van deze Bijlage;
- k.
aan de Raad een jaarverslag voor te leggen overeenkomstig artikel 9 van deze Bijlage;
- l.
ontwerp-regels aan de Raad voor te leggen, ter goedkeuring door de Vergadering, met betrekking tot de organisatie, het beheer, de benoeming en het ontslag van het personeel van de Onderneming en voorschriften ter uitvoering van deze regels aan te nemen;
- m.
gelden te lenen en de onderpanden of andere zekerheden te verstrekken door de Raad van Bestuur te bepalen overeenkomstig artikel 11, tweede lid, van deze Bijlage;
- n.
gedingen aan te spannen, overeenkomsten en transacties aan te gaan en alle andere handelingen te verrichten overeenkomstig artikel 13 van deze Bijlage;
- o.
onder voorbehoud van goedkeuring door de Raad, niet-discretionaire bevoegdheden te delegeren aan zijn commissies of aan de Directeur-Generaal.
Artikel 7. Directeur-Generaal en personeel van de Onderneming
1
Op aanbeveling van de Raad en uit de voordracht van de Raad van Bestuur kiest de Vergadering de Directeur-Generaal van de Onderneming, die geen lid van de Raad van Bestuur is. De Directeur-Generaal bekleedt zijn functie voor een vastgestelde termijn, die niet langer is dan vijf jaar, en kan worden herkozen voor volgende ambtstermijnen.
2
De Directeur-Generaal is de wettelijke vertegenwoordiger en hoogste functionaris van de Onderneming en is rechtstreeks verantwoordelijk jegens de Raad van Bestuur voor de leiding van de werkzaamheden van de Onderneming. Hij is verantwoordelijk voor de organisatie, het beheer, de aanstelling en het ontslag van het personeel van de Onderneming overeenkomstig de regels en voorschriften, bedoeld in artikel 6, letter (l), van deze Bijlage. Hij neemt, zonder stemrecht, deel aan de vergaderingen van de Raad van Bestuur en kan, zonder stemrecht, deelnemen aan de bijeenkomsten van de Vergadering en de Raad, wanneer deze organen aangelegenheden betreffende de Onderneming behandelen.
3
De allerbelangrijkste overweging bij de aanwerving en indienstneming van het personeel en bij de vaststelling van hun arbeidsvoorwaarden is de noodzaak, de hoogste normen van efficiëntie en van technische bekwaamheid te waarborgen. Onder dit voorbehoud wordt naar behoren aandacht besteed aan het belang van de aanwerving van het personeel op een billijke geografische grondslag.
4
Bij de uitoefening van hun taken ontvangen noch verzoeken de Directeur-Generaal en het personeel instructies van enige regering of van enige andere bron buiten de Onderneming. Zij onthouden zich van handelingen die afbreuk zouden kunnen doen aan hun positie als internationale ambtenaren van de Onderneming die alleen jegens de Onderneming verantwoordelijk zijn. Elke Staat die Partij is, verbindt zich ertoe, het uitsluitend internationale karakter van het dienstverband van de Directeur-Generaal en het personeel te eerbiedigen en niet te pogen hen te beïnvloeden bij het nakomen van hun verantwoordelijkheden.
5
De verplichtingen, vervat in artikel 168, tweede lid, gelden eveneens voor het personeel van de Onderneming.
Artikel 8. Plaats van vestiging
De Onderneming heeft haar hoofdkantoor ter plaatse van de zetel van de Autoriteit. De Onderneming kan andere kantoren en installaties vestigen op het grondgebied van een Staat die Partij is, met de instemming van die Staat.
Artikel 9. Verslagen en financiële overzichten
1
De Onderneming legt uiterlijk drie maanden na het einde van elk boekjaar aan de Raad, voor bestudering door de Raad, een jaarverslag voor dat een door accountants gecontroleerd overzicht van haar rekeningen bevat, en zendt periodiek beknopte overzichten aan de Raad van haar financiële positie en een winst- en verliesrekening, waaruit de resultaten van haar werkzaamheden blijken.
2
De Onderneming publiceert haar jaarverslag, alsmede de andere verslagen die zij passend acht.
3
Alle verslagen en financiële overzichten, bedoeld in dit artikel, worden gezonden aan de leden van de Autoriteit.
Artikel 10. Verdeling van netto inkomen
1
Onder voorbehoud van het derde lid, verricht de Onderneming betalingen aan de Autoriteit ingevolge Bijlage III, artikel 13, of het equivalent daarvan.
2
Op aanbeveling van de Raad van Bestuur bepaalt de Vergadering, welk deel van het netto inkomen van de Onderneming zal worden opzij gelegd voor de vorming van een reserve. Het saldo wordt overgedragen aan de Autoriteit.
3
Gedurende een aanvangsperiode die de Onderneming nodig heeft om financieel zelfstandig te worden, en die niet langer mag zijn dan 10 jaar vanaf de aanvang van de commerciële produktie door de Onderneming, stelt de Vergadering de Onderneming vrij van de betalingen, bedoeld in het eerste lid, en laat zij het gehele netto inkomen van de Onderneming in haar reserves.
Artikel 11. Financiën
1
De financiële middelen van de Onderneming omvatten:
- a.
de overeenkomstig artikel 173, tweede lid, letter b, van de Autoriteit ontvangen bedragen;
- b.
door Staten die Partij zijn verstrekte vrijwillige bijdragen ter financiering van werkzaamheden van de Onderneming;
- c.
door de Onderneming overeenkomstig het tweede en derde lid geleende bedragen;
- d.
inkomen van de Onderneming uit haar werkzaamheden;
- e.
andere aan de Onderneming ter beschikking gestelde middelen ten einde deze in staat te stellen zo spoedig mogelijk haar werkzaamheden aan te vangen en haar taken te vervullen.
2
a
De Onderneming is bevoegd middelen te lenen en het door haar te bepalen onderpand of andere zekerheid te verstrekken. Alvorens haar obligaties in het openbaar te verkopen op de financiële markt of in de valuta van een Staat die Partij is, dient de Onderneming de goedkeuring van die Staat te verkrijgen. Het totale bedrag van de leningen wordt door de Raad goedgekeurd op aanbeveling van de Raad van Bestuur.
b
Staten die Partij zijn stellen alles in het werk, in de mate van het redelijke, om aanvragen door de Onderneming voor leningen op kapitaalmarkten en van internationale financiële instellingen te steunen.
3
a
De Onderneming worden de financiële middelen verstrekt die nodig zijn voor de exploratie en exploitatie van één mijngebied en voor het vervoer, de be- en verwerking en de afzet van de daaruit gewonnen delfstoffen, en het daaruit verkregen nikkel, koper, kobalt en mangaan, en om haar aanvankelijke administratieve kosten te dekken. Het bedrag van genoemde financiële middelen, en de criteria en factoren voor de aanpassing van dit bedrag, worden door de Voorbereidende Commissie aangegeven in de ontwerpen van de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit.
b
Alle Staten die Partij zijn stellen de Onderneming een bedrag ter beschikking gelijk aan de helft van de in letter a bedoelde financiële middelen, in de vorm van langlopende renteloze leningen, overeenkomstig de contributieschaal voor de gewone begroting van de Verenigde Naties, die van kracht is op het tijdstip waarop de contributies moeten worden betaald, aangepast ten einde rekening te houden met de Staten die geen lid van de Verenigde Naties zijn. Door de Onderneming aangegane schulden bij het bijeenbrengen van de andere helft van de financiële middelen worden door alle Staten die Partij zijn gegarandeerd overeenkomstig dezelfde schaal.
c
Indien het totaal van de financiële bijdragen van de Staten die Partij zijn, minder is dan de ingevolge letter a aan de Onderneming te verschaffen financiële middelen, beziet de Vergadering tijdens haar eerste zitting de omvang van het tekort en neemt zij bij consensus maatregelen aan om in dit tekort te voorzien, met inachtneming van de verplichting van Staten die Partij zijn ingevolge de letters a en b en de aanbevelingen van de Voorbereidende Commissie.
d
- (i)
Elke Staat die Partij is deponeert, binnen 60 dagen na de inwerkingtreding van dit Verdrag of binnen 30 dagen na de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of toetreding, naar gelang welke van beide het laatst valt, bij de Onderneming niet-verhandelbare renteloze promessen tot het bedrag van het aandeel van die Staat in de renteloze leningen ingevolge letter b.
- (ii)
De Raad van Bestuur stelt, op de vroegst mogelijke datum nadat dit Verdrag in werking treedt, en daarna jaarlijks of met andere passende tussenpozen, een overzicht op van de omvang van en de tijdstippen waarop hij gelden nodig heeft voor zijn administratieve kosten en voor werkzaamheden door de Onderneming verricht overeenkomstig artikel 170 en artikel 12 van deze Bijlage.
- (iii)
De Staten die Partij zijn worden daarop via de Autoriteit door de Onderneming in kennis gesteld van hun onderscheiden aandeel in de financiële middelen als vastgesteld overeenkomstig het derde lid, letter b, die nodig zijn voor zulke kosten. De Onderneming int de bedragen van promessen die nodig zijn om de uitgaven, bedoeld in het overzicht te dekken met inachtneming van de renteloze leningen.
- (iv)
De Staten die Partij zijn stellen, bij ontvangst van de kennisgeving, hun onderscheiden aandeel in de schuldgaranties aan de Onderneming ter beschikking overeenkomstig letter b.
e
- (i)
Indien de Onderneming zulks verzoekt, kunnen Staten die Partij zijn schuldgaranties verschaffen naast die verschaft overeenkomstig de contributieschaal bedoeld in letter b.
- (ii)
Een Staat die Partij is, kan in plaats van schuldgaranties een vrijwillige bijdrage verstrekken aan de Onderneming tot een bedrag gelijk aan dat aandeel in de schulden dat hij anders zou moeten garanderen.
f
Terugbetaling van rentedragende leningen heeft voorrang boven terugbetaling van renteloze leningen. Terugbetaling van renteloze leningen geschiedt overeenkomstig een tijdschema, aangenomen door de Vergadering, op aanbeveling van de Raad en op advies van de Raad van Bestuur. Bij de uitoefening van deze functie wordt de Raad van Bestuur geleid door de desbetreffende bepalingen in de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit, waarin rekening wordt gehouden met het allesoverheersende belang de doeltreffende werking van de Onderneming te verzekeren en inzonderheid, haar financiële onafhankelijkheid te waarborgen.
g
Aan de Onderneming ter beschikking gestelde financiële middelen bestaan uit vrij te gebruiken valuta's of valuta's die vrij beschikbaar zijn en daadwerkelijk bruikbaar op de belangrijkste wisselmarkten. Deze valuta's worden omschreven in de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit overeenkomstig de geldende internationale monetaire praktijk. Behalve zoals bepaald in het tweede lid, handhaaft een Staat die Partij is geen beperkingen, of legt deze op, aan het bezit, het gebruik of de inwisseling door de Onderneming van deze financiële middelen.
h
‘Schuldgarantie’ betekent een belofte van een Staat die Partij is aan de crediteuren van de Onderneming tot betaling, pro rata overeenkomstig de desbetreffende verdeelsleutel, van de financiële verplichtingen van de Onderneming die worden gedekt door de garantie, na kennisgeving door de crediteuren aan de Staat die Partij is van een niet nakoming van haar verplichtingen door de Onderneming. De procedures voor de betaling van deze verplichtingen dienen in overeenstemming te zijn met de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit.
4
De financiële middelen, activa en uitgaven van de Onderneming worden gescheiden gehouden van die van de Autoriteit. Dit artikel belet de Onderneming niet, regelingen met de Autoriteit te treffen aangaande voorzieningen, personeel en diensten en regelingen voor vergoeding van administratieve kosten, door een van de twee partijen ten behoeve van de andere betaald.
5
De archieven, boeken en rekeningen van de Onderneming, met inbegrip van haar financiële jaaroverzichten, worden jaarlijks gecontroleerd door een onafhankelijke accountant, benoemd door de Raad.
Artikel 12. Werkzaamheden
1
De Onderneming legt aan de Raad projecten over voor het verrichten van werkzaamheden overeenkomstig artikel 170. Deze projecten omvatten een formeel schriftelijk werkplan voor werkzaamheden in het Gebied overeenkomstig artikel 153, derde lid, en alle andere inlichtingen en gegevens die van tijd tot tijd vereist kunnen zijn voor de beoordeling daarvan door de Juridische en Technische Commissie en de goedkeuring door de Raad.
2
Na goedkeuring door de Raad voert de Onderneming het project uit op basis van het formele schriftelijke werkplan, bedoeld in het eerste lid.
3
a
Indien de Onderneming niet de goederen en diensten bezit die nodig zijn voor haar werkzaamheden, kan zij deze verwerven. Hiertoe doet de Onderneming verzoeken om inschrijving uitgaan en sluit zij contracten met inschrijvers die de gunstigste combinatie van kwaliteit, prijs en levertijd bieden.
b
Indien er meer dan één bod is, dat zulk een combinatie biedt, wordt het contract gesloten overeenkomstig:
- (i)
het beginsel van non-discriminatie op basis van politieke of andere overwegingen die geen verband houden met het spoedig en doelmatig verrichten van de werkzaamheden;
- (ii)
door de Raad goedgekeurde richtlijnen met betrekking tot de voorkeur die moet worden toegekend aan goederen en diensten afkomstig uit ontwikkelingsstaten met name die zonder zeekust en met een ongunstige geografische ligging.
c
De Raad van Bestuur kan regels aannemen ter vaststelling van de bijzondere omstandigheden waarin in het belang van de Onderneming kan worden afgezien van de vereiste van het doen uitgaan van verzoeken om het doen van een bod.
4
De Onderneming heeft het eigendomsrecht op alle door haar geproduceerde delfstoffen en bewerkte stoffen.
5
De Onderneming verkoopt haar produkten op non-discriminatoire grondslag. Zij geeft geen niet-commerciële kortingen.
6
Onverminderd de algemene of bijzondere bevoegdheden aan de Onderneming toegekend ingevolge andere bepalingen van dit Verdrag, oefent de Onderneming die bevoegdheden uit, die nodig zijn voor het verrichten van haar werkzaamheden.
7
De Onderneming mengt zich niet in de politieke aangelegenheden van Staten die Partij zijn, en evenmin wordt zij bij haar besluiten beïnvloed door het staatkundig karakter van de betrokken Staat die Partij is. Alleen commerciële overwegingen zijn van belang voor haar besluiten en deze overwegingen worden onpartijdig afgewogen ten einde de in artikel 1 van deze Bijlage genoemde doelstellingen te verwezenlijken.
Artikel 13. Juridische status, voorrechten en immuniteiten
1
Ten einde de Onderneming in staat te stellen, functies uit te oefenen, worden haar op het grondgebied van de Staten die Partij zijn, de status, voorrechten en immuniteiten neergelegd in dit artikel, toegekend. Ter toepassing van dit beginsel kunnen de Onderneming en de Staten die Partij zijn, waar nodig bijzondere overeenkomsten sluiten.
2
De Onderneming bezit de juridische bevoegdheid die nodig is voor de uitoefening van haar functies en de verwezenlijking van haar doelstellingen en inzonderheid de bevoegdheid:
- a.
contracten, gezamenlijke regelingen of andere regelingen, met inbegrip van overeenkomsten met Staten en internationale organisaties, aan te gaan;
- b.
roerende en onroerende goederen te verwerven, te huren, te houden en te vervreemden;
- c.
partij te zijn in een gerechtelijke procedure.
3
a
Tegen de Onderneming kan alleen een proces worden aangespannen voor een rechter die bevoegd is op het grondgebied van een Staat die Partij is en waar de Onderneming:
- (i)
een kantoor of installaties heeft;
- (ii)
een vertegenwoordiger heeft benoemd voor het in ontvangst nemen van de betekening van een exploot;
- (iii)
een contract voor de levering van goederen of de verlening van diensten heeft gesloten;
- (iv)
waardepapieren heeft uitgegeven; en
- (v)
zich anderszins bezighoudt met commerciële activiteiten.
b
De eigendommen en activa van de Onderneming, waar ook gelegen en door wie ook gehouden, genieten immuniteit van elke vorm van beslaglegging of andere wijze van executie vóór de uitspraak van een definitief vonnis tegen de Onderneming.
4
a
De eigendommen en activa van de Onderneming, waar ook gelegen en door wie ook gehouden, genieten immuniteit van vordering, verbeurdverklaring, onteigening of elke andere vorm van beslaglegging voortvloeiend uit een maatregel van de uitvoerende of wetgevende macht.
b
De eigendommen en activa van de Onderneming, waar ook gelegen en door wie ook gehouden, zijn vrij van discriminatoire beperkingen, verordeningen, controles en moratoria van welke aard ook.
c
De Onderneming en haar werknemers eerbiedigen de plaatselijke wetten en voorschriften in elke Staat of elk grondgebied, waar de Onderneming of haar werknemers zaken doen of anderszins optreden.
d
De Staten die Partij zijn verzekeren dat de Onderneming alle rechten, voorrechten en immuniteiten geniet, door hen toegekend aan lichamen die commerciële activiteiten verrichten op hun grondgebied. Deze rechten, voorrechten en immuniteiten worden de Onderneming toegekend op een niet minder gunstige grondslag dan die waarop zij worden toegekend aan lichamen die zich bezighouden met soortgelijke commerciële activiteiten. Indien de Staten die Partij zijn bijzondere voorrechten verschaffen aan ontwikkelingsstaten of hun handelslichamen, geniet de Onderneming deze voorrechten op een soortgelijke preferentiële grondslag.
e
De Staten die Partij zijn kunnen bijzondere stimulansen, rechten, voorrechten en immuniteiten aan de Onderneming verschaffen zonder de verplichting zulke stimulansen, rechten, voorrechten en immuniteiten te verschaffen aan andere handelslichamen.
5
De Onderneming onderhandelt met de gastheerlanden waar haar kantoren en installaties zijn gevestigd over vrijstelling van directe en indirecte belastingen.
6
Elke Staat die Partij is, neemt de maatregelen die nodig zijn om in zijn eigen wetgeving uitvoering te geven aan de in deze Bijlage vervatte beginselen en stelt de Onderneming in kennis van de specifieke maatregelen die hij heeft genomen.
7
De Onderneming kan afstand doen van de voorrechten en immuniteiten, toegekend ingevolge dit artikel of in de bijzondere overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, in de mate en op de voorwaarden door haar te bepalen.