Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2023/955 tot oprichting van een sociaal klimaatfonds en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1060
Artikel 20 Voorschriften voor betalingen, schorsing en beëindiging van overeenkomsten met betrekking tot financiële toewijzingen
Geldend
Geldend vanaf 05-06-2023
- Bronpublicatie:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/955)
- Inwerkingtreding
05-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-2023, PbEU 2023, L 130 (uitgifte: 16-05-2023, regelingnummer: 2023/955)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Milieurecht / Algemeen
Milieurecht / Energie
1.
Financiële toewijzingen uit hoofde van dit artikel worden aan de lidstaten uitbetaald nadat zij de relevante overeengekomen mijlpalen en streefdoelen in het plan, dat overeenkomstig artikel 17 is goedgekeurd, hebben verwezenlijkt en indien financiering beschikbaar is. Nadat de lidstaat die mijlpalen en streefdoelen heeft verwezenlijkt, dient deze bij de Commissie een naar behoren gemotiveerd betalingsverzoek van de financiële toewijzing in. De lidstaat dient dergelijke betalingsverzoeken eenmaal of tweemaal per jaar bij de Commissie in, uiterlijk op 31 juli of 31 december.
2.
Na ontvangst van een betalingsverzoek van een lidstaat beoordeelt de Commissie of de relevante mijlpalen en streefdoelen in het in artikel 17 bedoelde besluit van de Commissie op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt. Mijlpalen en streefdoelen worden alleen geacht op bevredigende wijze te zijn verwezenlijkt als er door de betrokken lidstaat geen maatregelen in verband met eerder verwezenlijkte mijlpalen en streefdoelen zijn teruggedraaid.
3.
Indien de Commissie een individueel betalingsverzoek positief beoordeelt, stelt zij een individueel besluit vast waarmee de uitbetaling van de financiële toewijzing overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 wordt goedgekeurd, mits de middelen beschikbaar zijn en de lidstaten gelijk behandeld worden. De Commissie stelt het individuele besluit niet eerder dan twee maanden en niet later dan drie maanden na de betrokken uiterste datum voor de indiening van het betalingsverzoek overeenkomstig lid 1 van dit artikel vast.
4.
Indien de Commissie naar aanleiding van de in lid 3 van deze verordening bedoelde beoordeling vaststelt dat de mijlpalen en streefdoelen van het in artikel 17 bedoelde besluit van de Commissie niet op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt, wordt de betaling van het deel van de financiële toewijzing naar rato van het niet gehaalde streefdoel of de niet bereikte mijlpaal geschorst. De lidstaat kan tot uiterlijk een maand na mededeling van de beoordeling van de Commissie opmerkingen indienen.
De schorsing wordt pas opgeheven als de mijlpalen en streefdoelen van het in artikel 17 bedoelde besluit van de Commissie op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt.
5.
In afwijking van artikel 116, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 gaat de betalingstermijn in op de datum van mededeling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de uitbetaling van de financiële toewijzing aan de betrokken lidstaat overeenkomstig lid 3 van dit artikel, of op de datum van mededeling van de opheffing van een schorsing op grond van lid 4, tweede alinea, van dit artikel.
6.
Indien de mijlpalen en streefdoelen binnen negen maanden na de in lid 4, eerste alinea, bedoelde schorsing niet op bevredigende wijze zijn verwezenlijkt, verlaagt de Commissie de financiële toewijzing naar rato, nadat zij de lidstaat de mogelijkheid heeft geboden binnen twee maanden na mededeling van haar conclusies over de verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen zijn opmerkingen in te dienen.
7.
Indien de lidstaat binnen 15 maanden na de datum van de sluiting van de desbetreffende in artikel 19 bedoelde overeenkomsten geen concrete vorderingen ten aanzien van de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen heeft gemaakt, beëindigt de Commissie die overeenkomsten en trekt zij onverminderd artikel 14, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 het bedrag van de financiële toewijzing in. De Commissie neemt een beslissing over het beëindigen van die overeenkomsten nadat zij de lidstaat de mogelijkheid heeft geboden zijn opmerkingen binnen twee maanden na mededeling van haar beoordeling dat er geen concrete vooruitgang is geboekt, in te dienen.
8.
Alle betalingen worden uiterlijk op 31 december 2033 verricht.
9.
In afwijking van artikel 116 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en lid 5 van dit artikel betaalt de Commissie, indien in een bepaalde ronde van betalingsverzoeken als bedoeld in lid 1 van dit artikel, de overeenkomstig artikel 30 quinquies, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG aan het fonds toegewezen ontvangsten niet volstaan om de ingediende betalingsverzoeken te dekken, de lidstaten pro rata uit, bepaald als aandeel van de voor betaling beschikbare middelen in de totale goedgekeurde betalingen. In de volgende ronde van betalingsverzoeken betaalt de Commissie eerst de lidstaten met achterstallige betalingen uit de vorige ronde uit, en gaat pas daarna in op de nieuw ingediende betalingsverzoeken.
10.
In afwijking van artikel 12, lid 4, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en onverminderd artikel 30 quinquies, lid 4, zesde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG wijst de Commissie aan de lidstaten de bedragen toe die overeenstemmen met de kredieten die op 31 december 2033 niet zijn gebruikt, uit hoofde de in artikel 30 quinquies, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde regels voor de verdeling van emissierechten, teneinde de in artikel 3 van deze verordening bedoelde doelstellingen te verwezenlijken.