Einde inhoudsopgave
Binnenvaartregeling
Artikel 6.10
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
16-12-2009, Stcrt. 2009, 20191 (uitgifte: 28-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1531)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2009, Stcrt. 2009, 20191 (uitgifte: 28-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1531)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Indien alle vragen van de eigen verklaring met ‘nee’ zijn beantwoord, stuurt de aanvrager de ingevulde en ondertekende eigen verklaring samen met de aanvraag voor het vaardocument naar de instantie die belast is met de afgifte van het vaarbewijs dat hij aanvraagt.
2.
Indien ten minste een van de vragen van de eigen verklaring met ‘ja’ is beantwoord wordt deze voorzien van een aantekening van een arts naar eigen keuze waaruit de aard en de ernst van de afwijking blijkt.
3.
De aanvrager zendt de eigen verklaring, indien het tweede lid van toepassing is, ter beoordeling aan:
- a.
de medisch adviseur scheepvaart indien de eigen verklaring betrekking heeft op het klein vaarbewijs, dan wel het groot vaarbewijs; of
- b.
de keuringsartsen voor het klein vaarbewijs indien de eigen verklaring betrekking heeft op dat vaarbewijs.