Einde inhoudsopgave
Wet Nationale ombudsman
Artikel 10 [Substituut-ombudsman]
Geldend
Geldend vanaf 28-06-2014
- Bronpublicatie:
11-02-2012, Stb. 2012, 133 (uitgifte: 30-03-2012, kamerstukken: 32414)
- Inwerkingtreding
28-06-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2014, Stb. 2014, 221 (uitgifte: 25-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Nationale ombudsman
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De ombudsman regelt zijn vervanging door een substituut-ombudsman, voor het geval dat hij tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen. De ombudsman regelt tevens de vervanging van de Kinderombudsman of de Veteranenombudsman door een substituut-ombudsman, voor het geval dat die tijdelijk niet in staat is zijn ambt te vervullen.
2.
Indien geen substituut-ombudsman aanwezig of beschikbaar is, voorziet de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk in de vervanging van de ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman. In dat geval eindigt de vervanging wanneer de ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman weer in staat is zijn ambt te vervullen of, indien de ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman op non-activiteit is gesteld, op het tijdstip dat de non-activiteit eindigt.
3.
Indien de ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman overlijdt of ingevolge artikel 3 wordt ontslagen, voorziet de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk in de waarneming van het ambt van ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman door een substituut-ombudsman.
4.
Indien geen substituut-ombudsman aanwezig of beschikbaar is, voorziet de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk in de waarneming van het ambt van ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman.
5.
De waarneming eindigt van rechtswege op het tijdstip waarop een nieuwe ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman in functie is getreden.
6.
Op degene die krachtens het tweede of het vierde lid de ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman vervangt of het ambt van ombudsman, Kinderombudsman of Veteranenombudsman waarneemt, zijn de artikelen 2, tweede lid, tweede volzin, derde en vierde lid, 3, eerste lid, 6 en 9 van deze wet niet van toepassing.
7.
Indien de in het zesde lid bedoelde vervanger respectievelijk waarnemer een betrekking of lidmaatschap als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen b en c, bekleedt of gaat bekleden, is hij voor de duur van de vervanging respectievelijk de waarneming in die betrekking of dat lidmaatschap van rechtswege op non-activiteit gesteld. De bezoldiging voor die betrekking of dat lidmaatschap met inbegrip van eventuele toelagen blijft gedurende de periode van non-activiteit achterwege.