Einde inhoudsopgave
Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken
Artikel 2C Andere volledig gehalogeneerde CFK's
Geldend
Geldend vanaf 28-07-2000
- Bronpublicatie:
03-12-1999, Trb. 2002, 89 (uitgifte: 03-05-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-07-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2001, Trb. 2001, 72 (uitgifte: 19-04-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1993 haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan tachtig procent van haar berekend gebruik over 1989. Elke Partij die één of meer van deze stoffen produceert, verzekert dat gedurende hetzelfde tijdvak haar berekende produktie van deze stoffen per jaar niet meer bedraagt dan tachtig procent van haar berekende produktie over 1989. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen mag haar berekende produktie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende produktie over 1989.
2.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1994 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan vijfentwintig procent van haar berekend gebruik over 1989. Elke Partij die één of meer van deze stoffen produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende produktie van deze stoffen per jaar niet meer bedraagt dan vijfentwintig procent van haar berekende produktie over 1989. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen mag haar berekende produktie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste tien procent van haar berekende produktie over 1989.
3.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 1996 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in Groep I van Bijlage B genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen nihil is. Elke Partij die één of meer van deze stoffen produceert, verzekert dat gedurende dezelfde tijdvakken haar berekende produktie van deze stoffen nihil is. Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen mag haar berekende productie tot 1 januari 2003 deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste vijftien procent van haar berekende productie over 1989; daarna mag zij die limiet overschrijden met een hoeveelheid die gelijk is aan ten hoogste tachtig procent van haar jaarlijkse gemiddelde productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit Groep I van Bijlage B voor de fundamentele binnenlandse behoeften voor het tijdvak van 1998 tot en met 2000. Dit lid is van toepassing, tenzij de Partijen besluiten het produktie- of gebruiksniveau toe te staan dat nodig is om te voorzien in behoeften voor vormen van gebruik waarvan zij overeenkomen dat deze essentieel zijn.
4.
Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2007 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen van Groep I van Bijlage B voor de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen niet meer bedraagt dan vijftien procent van haar gemiddelde productie per jaar van deze stoffen voor fundamentele binnenlandse behoeften in het tijdvak van 1998 tot en met 2000.
5.
Elke Partij verzekert dat voor het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2010 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna, haar berekende productie van de aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen van Groep I van Bijlage B voor de fundamentele binnenlandse behoeften van de onder de werking van het eerste lid van artikel 5 vallende Partijen nihil is.