Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao]
Artikel 9D
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
30-12-2014, Publicatieblad van Curaçao 2014, 114 (uitgifte: 30-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-12-2014, Publicatieblad van Curaçao 2014, 114 (uitgifte: 30-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Afschrijving op een gebouw in een kalenderjaar is slechts mogelijk indien de boekwaarde van het gebouw hoger is dan de bodemwaarde daarvan en bedraagt ten hoogste het verschil daartussen.
2.
Voor de afschrijving en de afwaardering tot lagere bedrijfswaarde worden de onderdelen van een gebouw, de daarbij behorende ondergrond en aanhorigheden als één bedrijfsmiddel beschouwd. Werktuigen die van een gebouw kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken, worden als een afzonderlijk bedrijfsmiddel beschouwd.
3.
De bodemwaarde van een gebouw is 50% van de OZB-waarde.
4.
De OZB-waarde van een gebouw is:
- a.
de volgens hoofdstuk III van de Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 voor het gebouw bij één of meer aanslagen vastgestelde waarde voor het kalenderjaar van de afschrijving;
- b.
indien een gebouw deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 3 van de Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014: het gedeelte van de voor die onroerende zaak bij aanslag vastgestelde waarde voor het kalenderjaar van de afschrijving, dat kan worden toegerekend aan het gebouw;
- c.
indien onderdeel a of b geen toepassing vindt vanwege het ontbreken van één of meer aanslagen: de waarde van het gebouw voor het kalenderjaar van de afschrijving bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij de artikelen 3, 5 en 8, van de Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014.
5.
In geval van mede-eigendom van een gebouw wordt de OZB-waarde van het gebouw over de mede-eigenaren verdeeld naar rato van de mate van mede-eigendom.
6.
Indien de eigendom of economische eigendom van de ondergrond van een gebouw geheel of gedeeltelijk berust bij een ander dan een met de belastingplichtige verbonden persoon of lichaam, is dit artikel onverminderd van toepassing, met dien verstande dat alsdan als OZB-waarde wordt genomen de OZB-waarde van het gebouw verminderd met het gedeelte daarvan dat kan worden toegerekend aan de ondergrond respectievelijk dat deel ervan dat berust bij die ander. Grond die tot de aanhorigheden van een gebouw behoort, wordt geacht deel uit te maken van de ondergrond van het gebouw.
7.
Indien zowel de belastingplichtige als een met de belastingplichtige verbonden persoon of lichaam investeringen hebben verricht die als investeringen in één gebouw zouden kwalificeren indien zij een en dezelfde persoon zouden zijn, wordt de afschrijving en afwaardering tot lagere bedrijfswaarde met betrekking tot die investeringen bepaald als waren zij één en dezelfde persoon. De aldus met toepassing van het eerste lid bepaalde afschrijving wordt over hen verdeeld naar rato van, en ten hoogste tot het bedrag van, de afschrijvingen met betrekking tot die investeringen die bij hen zonder toepassing van dit artikel zouden hebben plaatsgevonden.
8.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een met de belastingplichtige verbonden persoon verstaan: de echtgenoot van belastingplichtige, of een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn.
9.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een verbonden lichaam verstaan: een vennootschap waarin de belastingplichtige of een met de belastingplichtige verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in artikel 11, derde lid, behoudens indien sprake is van een aanmerkelijk belang op grond van artikel 11, vierde lid, onderdeel b.