Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao]
Artikel 9 [Zuivere opbrengst]
Geldend
Geldend vanaf 16-05-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, Publicatieblad van Curaçao 2024, 40 (uitgifte: 15-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
De opbrengst in de vorige artikelen omschreven wordt behoudens de opbrengst in artikel 4, ter berekening van het zuiver bedrag verminderd met de kosten tot verwerving, inning, en behoud der opbrengst en met de op de opbrengst rustende lasten, zoals:
de ondernemingskosten, waaronder worden verstaan de kosten nodig voor de uitoefening van een onderneming of rechtstreeks daartoe betrekking hebbende, met inbegrip van kosten van onderhoud, verschuldigde renten en belastingen, die op de opbrengst van de onderneming drukken;
de volgende kosten, voorzover zij niet reeds als ondernemingskosten in aanmerking komen:
renten van schulden, alsmede kosten van geldlening, kosten vallende op de verzilvering van coupons en kosten van beheer.
2.
Uitgaven tot het voeren van een zekere staat worden niet als ondernemingskosten of als aftrekbare kosten bij de opbrengst van arbeid aangemerkt doch als particuliere uitgaven, ook dan wanneer zij tevens worden gedaan in het belang van de onderneming of van enige andere werkzaamheid van de belastingplichtige.
3.
Het bedrag van de op de gezamenlijke loon uit een bestaande dienstbetrekking en voordelen uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en diensten betrekking hebbende aftrekbare kosten wordt gesteld op ƒ. 500. In plaats daarvan kan de belastingplichtige de werkelijke kosten in mindering brengen voor zover deze meer bedragen dan ƒ. 1000. De aftrek bedraagt in beide gevallen echter niet meer dan de opbrengst.
4.
Van de onzuivere opbrengst van een onderneming wordt bovendien afgetrokken hetgeen wegens vermindering van de gebruikswaarde moet worden afgeschreven op de aanschaffingskosten van zaken, die voor de uitoefening van de onderneming worden gebezigd, op hetgeen bij overname van een onderneming voor goodwill werd betaald, zomede hetgeen wegens onverhaalbaarheid moet worden afgeschreven op schuldvorderingen, die op de onderneming betrekking hebben, een en ander volgens goed koopmansgebruik.
5.
Vervallen.
6.
Bovendien komt voor aftrek in aanmerking de afschrijving welke nodig mocht zijn wegens het aflopen van een de belastingplichtige toekomend recht dat aan een termijn is gebonden.
7.
Opbrengst van arbeid wordt verminderd met de daaraan verbonden verplichte bijdragen voor pensioenen en pensioenfondsen, zomede voor spaar- en voorzieningsfondsen, met dien verstande, dat in het laatste geval niet meer in aftrek mag worden gebracht dan 5 procent van de opbrengst waaraan de bijdrage is verbonden, tot een maximum van NAf 840,--.
8.
Behoudens ten aanzien van de opbrengst van onderneming worden de kosten tot verwerving, inning en behoud van de opbrengst in aanmerking genomen tot en voor zover in een jaar tegenover die kosten positieve opbrengsten staan. De kosten tot verwerving, inning en behoud van de opbrengst die op grond van het bepaalde in de vorige volzin buiten aanmerking zijn gebleven, kunnen slechts met de positieve opbrengsten van de vijf volgende kalenderjaren worden verrekend en wel in de volgorde waarin ze zijn ontstaan.