Einde inhoudsopgave
Besluit Nr. 1/95 (96/142/EG) inzake de tenuitvoerlegging van de slotfase van de douane-unie
Artikel 39
Geldend
Geldend vanaf 31-12-1995
- Bronpublicatie:
22-12-1995, PbEG 1996, L 35 (uitgifte: 13-02-1996, regelingnummer: 96/142/EG)
- Inwerkingtreding
31-12-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-1995, PbEG 1996, L 35 (uitgifte: 13-02-1996, regelingnummer: 96/142/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Douane (V)
1.
Ten behoeve van de totstandkoming van de economische integratie die het doel is van de douane-unie, ziet Turkije erop toe dat zijn wetgeving op het gebied van mededingingsvoorschriften verenigbaar wordt gemaakt met die van de Gemeenschap en dat deze effectief zal worden toegepast.
2.
Teneinde aan de verplichtingen van lid 1 te voldoen:
- a)
stelt Turkije vóór de douane-unie in werking treedt een wetgeving vast waarbij gedragingen van ondernemingen onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag worden verboden. Turkije ziet er voorts op toe dat uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van de douane-unie de beginselen die vervat zijn in verordeningen inzake generieke vrijstelling die in de Gemeenschap van kracht zijn, alsmede het jurisprudentierecht dat door de EG-autoriteiten is ontwikkeld, in Turkije worden toegepast. De Gemeenschap stelt Turkije zo spoedig mogelijk in kennis van alle procedures tot goedkeuring, intrekking of wijziging door de Gemeenschap van verordeningen inzake generieke vrijstelling die na de inwerkingtreding van de dounae-unie[lees: douane-unie] worden ingeleid. Uiterlijk één jaar na deze kennisgeving dient Turkije, indien noodzakelijk, zijn wetgeving te hebben aangepast;
- b)
stelt Turkije vóór de douane-unie in werking treedt een ten aanzien van mededinging bevoegde instantie in, die deze regels en beginselen daadwerkelijk toepast;
- c)
past Turkije vóór de inwerkingtreding van dit besluit al zijn steunregelingen voor de textiel- en kledingsector aan aan de regels die zijn vervat in alle desbetreffende EG-kaderregelingen en -richtsnoeren uit hoofde van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag. Turkije stelt de Gemeenschap in kennis van al zijn overeenkomstig die kaderregelingen en richtsnoeren aangepaste steunregelingen voor deze sector. De Gemeenschap stelt Turkije zo spoedig mogelijk in kennis van alle procedures tot goedkeuring, intrekking of wijziging door de Gemeenschap van dergelijke kaderregelingen en richtsnoeren die na de inwerkingtreding van de douane-unie worden ingeleid. Uiterlijk één jaar na deze kennisgeving dient Turkije zijn wetgeving te hebben aangepast;
- d)
past Turkije uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de douane-unie alle steunregelingen voor andere sectoren dan de textiel- en kledingsector aan aan de regels die zijn vervat in de EG-kaderregelingen en -richtsnoeren uit hoofde van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag. De Gemeenschap stelt Turkije zo spoedig mogelijk in kennis van alle procedures tot goedkeuring, intrekking of wijziging door de Gemeenschap van dergelijke kaderregelingen en richtsnoeren. Uiterlijk één jaar na deze kennisgeving dient Turkije zijn wetgeving te hebben aangepast;
- e)
stelt Turkije uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de douane-unie de Gemeenschap in kennis van alle overeenkomstig punt d) aangepaste steunregelingen die in Turkije van kracht zijn. Indien na de inwerkingtreding van de douane-unie een nieuwe steunregeling wordt ingevoerd, stelt Turkije de Gemeenschap daarvan zo spoedig mogelijk in kennis;
- f)
stelt Turkije de Gemeenschap vooraf in kennis van elke individuele steun aan een onderneming of een groep ondernemingen, waarvoor krachtens EG-kaderregelingen of richtsnoeren een meldingsplicht zou bestaan indien de steun werd toegekend door een Lid-Staat, en van individuele steun, buiten het kader van EG-kaderregelingen of -richtsnoeren, voor een bedrag van meer dan 12 miljoen ecu, waarvoor krachtens EG-wetgeving een meldingsplicht zou bestaan indien de steun werd toegekend door een Lid-Staat.
Ten aanzien van door de Lid-Staten verleende individuele steun waarvoor uit hoofde van artikel 93 van het EG-Verdrag een onderzoek door de Commissie vereist is, wordt Turkije ingelicht op dezelfde basis als de Lid-Staten.
3.
De Gemeenschap en Turkije stellen elkaar in kennis van alle wijzigingen van hun wetgeving betreffende concurrentiebeperkende gedragingen van ondernemingen. Zij lichten elkaar tevens in over gevallen waarin deze wetgeving is toegepast.
4.
Met betrekking tot inlichtingen die zijn verstrekt op grond van lid 2, punten c), e) en f), van dit artikel, heeft de Gemeenschap het recht bezwaar te maken tegen door Turkije verleende steun die zij, indien die steun door een Lid-Staat was verleend, in strijd zou hebben geacht met de EG-wetgeving. Indien Turkije het niet eens is met het standpunt van de Gemeenschap uit hoofde van lid 4 van dit artikel, en indien de zaak niet binnen dertig dagen is bijgelegd, hebben de Gemeenschap en Turkije ieder het recht de zaak aan een arbitrage-instantie voor te leggen.
5.
Turkije is gerechtigd bezwaar te maken tegen door een Lid-Staat verleende steun die volgens Turkije in strijd is met de EG-wetgeving, en deze zaak voor te leggen aan de Associatieraad. Indien de zaak door de Associatieraad niet binnen drie maanden is opgelost, kan deze de zaak aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voorleggen.