Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake biologische diversiteit
Artikel 21 Financieel mechanisme
Geldend
Geldend vanaf 29-12-1993
- Bronpublicatie:
05-06-1992, Trb. 1993, 54 (uitgifte: 01-04-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-12-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1994, Trb. 1994, 169 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Er wordt een mechanisme ingesteld voor de verstrekking van financiële middelen in de vorm van giften of onder gunstige voorwaarden aan Partijen die ontwikkelingslanden zijn, voor de toepassing van dit Verdrag, waarvan de essentiële elementen zijn omschreven in dit artikel. Het mechanisme functioneert, voor de toepassing van het Verdrag, onder verantwoordelijkheid en aan de hand van richtlijnen van de Conferentie van de Partijen en is daaraan verantwoording verschuldigd. De werking van het mechanisme wordt toevertrouwd aan de institutionele structuur waartoe door de Conferentie van de Partijen op haar eerste bijeenkomst wordt besloten. Voor de toepassing van dit Verdrag bepaalt de Conferentie van de Partijen het beleid, de strategie, de prioriteiten van het programma en de criteria om in aanmerking te komen voor toegang tot en gebruik van die middelen. De bijdragen dienen zodanig te zijn, dat rekening wordt gehouden met het feit dat de geldstroom toereikend, voorspelbaar en tijdig moet zijn, als bepaald in artikel 20, in overeenstemming met het bedrag van de benodigde middelen, waarover de Conferentie van de Partijen periodiek beslist, en met het belang van lastenverdeling onder de bijdragende Partijen opgenomen in de lijst, genoemd in artikel 20, tweede lid. Door Partijen die ontwikkelde landen zijn en door andere landen en uit andere bronnen kunnen ook vrijwillige bijdragen worden verstrekt. Het mechanisme functioneert onder een democratisch en doorzichtig stelsel van beheer.
2.
Overeenkomstig de doelstellingen van dit Verdrag stelt de Conferentie van de Partijen op haar eerste bijeenkomst het beleid, de strategie en de prioriteiten van het programma vast, alsook gedetailleerde criteria en richtlijnen om in aanmerking te komen voor toegang tot en gebruik van de financiële middelen, met inbegrip van regelmatig te houden toezicht op en evaluatie van dat gebruik. De Conferentie van de Partijen besluit over de te treffen regelingen ter uitvoering van het eerste lid, na overleg met de institutionele structuur waaraan de werking van het mechanisme wordt toevertrouwd.
3.
De Conferentie van de Partijen toetst de doelmatigheid van het bij dit artikel ingestelde mechanisme, met inbegrip van de in het tweede lid bedoelde criteria en richtlijnen, zulks ten vroegste twee jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag en daarna regelmatig. Op basis van deze toetsing neemt zij, indien nodig, passende maatregelen om de doelmatigheid van het mechanisme te verbeteren.
4.
De Verdragsluitende Partijen bestuderen de mogelijkheid om bestaande financiële instellingen te versterken, opdat deze financiële middelen verstrekken voor het behoud en het duurzame gebruik van de biologische diversiteit.