Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake biologische diversiteit
Artikel 2 Gebruikte termen
Geldend
Geldend vanaf 29-12-1993
- Bronpublicatie:
05-06-1992, Trb. 1993, 54 (uitgifte: 01-04-1993, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-12-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1994, Trb. 1994, 169 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
‘Biologische diversiteit’: de variabiliteit onder levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van, onder andere, terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken; dit omvat mede de diversiteit binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen.
‘Biologische rijkdommen’: genetische rijkdommen, organismen of delen daarvan, populaties, of enig ander biotisch bestanddeel van ecosystemen met een feitelijke of potentiële waarde of nut voor de mensheid.
‘Biotechnologie’: elke technologische toepassing waarbij biologische systemen, levende organismen, of afleidingen daarvan, worden gebruikt om produkten of processen tot stand te brengen of te veranderen voor specifieke doeleinden.
‘Land van oorsprong van genetische rijkdommen’: het land dat die genetische rijkdommen bezit onder in situ-omstandigheden.
‘Land dat genetische rijkdommen levert’: het land dat genetische rijkdommen levert, verkregen uit in situ-bronnen, met inbegrip van populaties van zowel wilde als gedomesticeerde soorten, dan wel verkregen uit ex situ-bronnen, ongeacht of deze hun oorsprong hebben in dat land.
‘Gedomesticeerde of gecultiveerde soorten’: soorten waarvan het evolutieproces door de mens is beïnvloed om in zijn behoeften te voorzien.
‘Ecosysteem’: een dynamisch complex van gemeenschappen van planten, dieren en micro-organismen en hun niet-levende omgeving, die in een onderlinge wisselwerking een functionele eenheid vormen.
‘Behoud ex situ’: het behoud van bestanddelen van de biologische diversiteit buiten hun natuurlijke habitats.
‘Genetisch materiaal’: alle materiaal van plantaardige, dierlijke, microbiële of andere oorsprong dat functionele eenheden van de erfelijkheid bevat.
‘Genetische rijkdommen’: genetisch materiaal van feitelijke of potentiële waarde.
‘Habitat’: de plaats of het soort gebied waar een organisme of populatie van nature voorkomt.
‘In situ-omstandigheden’: de omstandigheden waaronder genetische rijkdommen voorkomen in ecosystemen en natuurlijke habitats en, in het geval van gedomesticeerde of gecultiveerde soorten, in de omgeving waarin zij hun onderscheidende kenmerken hebben ontwikkeld.
‘Behoud in situ’: het behoud van ecosystemen en natuurlijke habitats en de instandhouding en het herstel van levensvatbare populaties van soorten in hun natuurlijke omgeving en, in het geval van gedomesticeerde of gecultiveerde soorten, in de omgeving waarin zij hun onderscheidende kenmerken hebben ontwikkeld.
‘Beschermd gebied’: een geografisch bepaald gebied dat wordt aangewezen of gereguleerd en beheerd ter verwezenlijking van specifieke doeleinden aangaande behoud.
‘Regionale organisatie voor economische integratie’: een door soevereine Staten in een bepaalde regio opgerichte organisatie, waaraan haar lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen ten aanzien van de in dit Verdrag geregelde aangelegenheden en die, in overeenstemming met haar interne procedures, gemachtigd is dit Verdrag te bekrachtigen, te aanvaarden, goed te keuren, dan wel hiertoe toe te treden.
‘Duurzaam gebruik’: het gebruik van bestanddelen van de biologische diversiteit op een wijze en in een tempo die niet leiden tot achteruitgang van de biologische diversiteit op de lange termijn, aldus in stand houdend het vermogen daarvan om te voorzien in de behoeften en te beantwoorden aan de verwachtingen van huidige en toekomstige generaties.
‘Technologie’: alle technologie, met inbegrip van de biotechnologie.