Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/8.8:8.8 Samenvatting
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/8.8
8.8 Samenvatting
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS618075:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat bewijs een belangrijk element is van de inductief-logische interpretatie van de waarschijnlijkheidsleer. De mate van bewijs voor een bepaald rechtsgevolg in een onzeker rechtsvindingsvraagstuk kan gelijk worden gesteld aan de mate van geloof van een rationeel persoon in de uitkomst en is daarmee een maateenheid voor de waarschijnlijkheid van de betreffende uitkomst.
Onder bewijs versta ik alle informatie die in een specifiek rechtsvindingsvraagstuk beschikbaar is ter bevestiging en/of ontkrachting van een bepaalde uitkomst. Dit is het epistemische bewijs en moet goed worden onderscheiden van het juridische bewijs. Als in een concreet geval ten overstaan van bijvoorbeeld de inspecteur of de rechter een bepaald standpunt moet worden onderbouwd, dan vormt die onderbouwing het juridische bewijs. Dat juridische bewijs hoeft niet gelijk te zijn aan het epistemische bewijs. In geval van een geschil zal een belastingplichtige voor zover mogelijk namelijk alleen argumenten aanvoeren die zijn standpunt bevestigen en geen argumenten aanvoeren die zijn standpunt ontkrachten. In een dergelijk geval wordt slechts een deel van het epistemische bewijs aangehaald ten overstaan van de inspecteur of de rechter. Een belastingadviseur die een opinie moet afgeven, zal wel al het beschikbare bewijs in aanmerking moeten nemen.
Zowel de belastingadviseur, de inspecteur en – als het erop aan komt – de rechter zullen een afweging maken van de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een specifiek rechtsvindingsproces wanneer zij daarmee worden geconfronteerd. De uitkomst met de hoogste waarschijnlijkheid zal gevoelsmatig wel de uiteindelijke uitkomst zijn; al was het maar omdat die hoogste waarschijnlijkheid kan worden herleid tot de bewijselementen die tot de uitkomst leiden en de waardering van elk van die bewijselementen in de vorm van een waarschijnlijkheidswaarde. Wanneer partijen tegenover elkaar staan, dan zullen zij dus geneigd zijn om zo veel mogelijk alleen die bewijselementen te delen die een onderbouwing vormen voor het door hen ingenomen standpunt. Op die wijzen proberen ze dan de inschatting van de waarschijnlijkheid van dat standpunt door de andere partij te verhogen in de hoop dat de andere partij (of de rechter) zal inzien dat die waarschijnlijkheid dan zo hoog is dat die uitkomst wel de juiste moet zijn.