Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/8.1:8.1 Inleiding
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/8.1
8.1 Inleiding
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS615748:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ik begin met een beknopte samenvatting van het voorafgaande.
Als we de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker fiscaal rechtsvindingsvraagstuk willen bepalen, moeten we ons de vraag stellen wat we nu precies bedoelen met ‘waarschijnlijkheid’. We hebben gezien dat het begrip ‘waarschijnlijkheid’ dat voortvloeit uit de inductief-logische interpretatie van dat begrip het beste aansluit bij de analyse van de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker fiscaal rechtsvindingsvraagstuk. We gaan dan uit van een epistemische waarschijnlijkheid, dat wil zeggen een waarschijnlijkheid die (tot op zekere hoogte) is geobjectiveerd doordat de waarschijnlijkheid afhankelijk is van het voorafgaande bewijs. Bevestigend bewijs verhoogt de waarschijnlijkheid en ontkrachtend bewijs verlaagt de waarschijnlijkheid.
We kunnen ons vervolgens de vraag stellen welke methode uit de waarschijnlijkheidsleer het meest geëigend is voor een analyse van de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker fiscaal rechtsvindingsvraagstuk. We komen dan al snel bij de formule van Bayes. Met de formule van Bayes wordt een relatie gelegd tussen het beschikbare bewijs voor een bepaalde stelling (denk aan een mogelijk rechtsgevolg) en de waarschijnlijkheid van die stelling. We hebben echter ook gezien dat het lastig zo niet onmogelijk is om de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker fiscaal rechtsvindingsvraagstuk exact vast te stellen. Aan de formule van Bayes als rekenhulp hebben we dan niet zo veel. Maar ook als we de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten niet exact kunnen berekenen, leert de formule van Bayes ons wel hoe het beschikbare bewijs onze inschatting van de waarschijnlijkheid van de mogelijke rechtsgevolgen beïnvloedt.
In dit hoofdstuk bespreek ik het belangrijke begrip ‘bewijs’, mede in de context van het fiscale rechtsvindingsproces. De mogelijke uitkomsten van een onzeker rechtsvindingsvraagstuk kunnen worden afgeleid uit de voorafgaande premissen. En de mogelijke uitkomsten ‘erven’ hun onzekerheid van die voorafgaande premissen. Omdat die voorafgaande premissen het bewijs vormen (zie paragraaf 4.6.5), zit de onzekerheid in het bewijs. Gezien het belang van het bewijs lijkt het mij goed om nog een keer stil te staan bij dat bewijs, en daarbij ook een relatie te leggen met de praktijk.
Wat verstaan we nu precies onder bewijs? Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de context. Iemand die de (epistemische) waarschijnlijkheid van een mogelijke uitkomst van een onzeker rechtsvindingsvraagstuk wil achterhalen zal al het relevante bewijs in aanmerking nemen, dat wil zeggen alle informatie die beschikbaar is om de betreffende uitkomst te bevestigen of te ontkrachten. Als een mogelijke uitkomst als standpunt is ingenomen in de aangifte en ten overstaan van de inspecteur of rechter moet worden onderbouwd, dan zal wellicht slechts een deel van dat bewijs worden aangedragen, namelijk alleen het bevestigende bewijs. We kunnen dus ‘creatief’ met het bewijs omgaan. Daarmee kan mogelijk de subjectieve perceptie van de andere partij van de waarschijnlijkheid van die uitkomst positief worden beïnvloed. Het verandert echter niets aan de objectieve waarschijnlijkheid uitgaande van al het beschikbare bewijs.