Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/3.4.5.3.1
3.4.5.3.1 Inleiding en CELF/SIDE
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS582318:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 12 februari 2008, CELF/SIDE, C-199/06, Jurispr. 2008, p. I-469, punt 46. In beginsel hoeft de nationale rechter de steun niet terug te vorderen, maar moet de rente die de begunstigde heeft bespaard wel teruggevorderd worden. Dit is een wijziging ten opzichte van eerdere rechtspraak van het Hof, zie HvJ EG 11 juli 1996, SFEI/La Poste, C-39/94, Jurispr. 1996, p. I-3547, punt 39 en 42 met verdere verwijzingen.
HvJ EG 12 februari 2008, CELF/SIDE, C-199/06, Jurispr. 2008, p. I-469, SEW 2009, 33 m.nt. Dekker, punt 41. Het Hof heeft dit eerder verwoord in HvJ EG 21 november 1991, FNCE, C-354/90, Jurispr. 1991, p. I-5505, punt 12; HvJ EG 11 juli 1996, SFEI/La Poste, C-39/94, Jurispr. 1996, p. I-3547, punt 40; HvJ EG 8 november 2001, Adria- Wien Pipeline, C-143/99, Jurispr. 2001, p. I-8365, punt 27; HvJ EG 15 juni 2006, Air Liquide Industries, gevoegde zaken C-393/04 en C-41/05, Jurispr. 2006, p. I-5293, punt 42.
HvJ EG 21 november 1991, FNCE, C-354/90, Jurispr. 1991, p. I-5505, punt 16. Het Hof heeft dit later herhaald in HvJ EG 21 oktober 2003, Van Calster e.a., gevoegde zaken C-261/01 en C-262/01, Jurispr. 2003, p. I-12249, punt 63; HvJ EG 21 juli 2005, Administrado del Estado/Xunta de Galicia, C-71/04, Jurispr. 2005, p. I-7719, punt 31; HvJ EG 5 oktober 2006, Transalpine Ölleitung, C-368/04, Jurispr. 2006, p. I-9957, punt 41, 54; HvJ EG 12 februari 2008, CELF/SIDE, C-199/06, Jurispr. 2008, p. I-469, SEW 2009, 33 m.nt. Dekker, punt 41.
110. Over de juridische status van een niet-aangemelde, maar later wel verenigbaar verklaarde overeenkomst tot uitvoering van steun bestaat discussie. De hoofdreden hiervoor is dat het Hof in CELF/SIDE overweegt:
“In een dergelijk geval (onrechtmatige uitvoering van steun die later verenigbaar wordt verklaard door de Commissie, IL) verplicht het gemeenschaps recht hem (de nationale rechter, IL) passende maatregelen te nemen om de gevolgen van de onrechtmatigheid daadwerkelijk op te heffen. Het legt hem evenwel, ook wanneer geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, niet de verplichting op om de onrechtmatige steun volledig terug te vorderen.”1
Met de hierboven geciteerde overweging verlaat het HvJ EU zijn eerdere lijn van jurisprudentie. Het Hof eiste tot CELF/SIDE namelijk de terugvordering van onrechtmatige, maar verenigbare steun. Naast deze omzwaai, herhaalt het Hof gedeeltelijk zijn eerder ingezette jurisprudentielijn, namelijk:
“De nationale rechterlijke instanties moeten waarborgen dat uit een schending van artikel 88, lid 3, laatste volzin, EG alle consequenties worden getrokken, overeenkomstig hun nationale recht, zowel wat betreft de geldigheid van handelingen tot uitvoering van de steunmaatregelen, als wat betreft de terugvordering van in strijd met deze bepaling verleende financiële steun.”2
En:
“De eindbeslissing van de Commissie heeft niet tot gevolg dat de ongeldigheid van uitvoeringsmaatregelen die in strijd met het in dit artikel neergelegde verbod zijn vastgesteld, achteraf wordt gedekt.”3