Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht
Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/3.4.2:3.4.2 Kartelrecht
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/3.4.2
3.4.2 Kartelrecht
Documentgegevens:
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS578658:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie sectie 2.2.1.6.
Appeldoorn 2006. Appeldoorn signaleert het ‘probleem’ dat het marktaandeel van een onderneming schommelt waardoor, in verticale verhoudingen, een overeenkomst tijdelijk wel, maar tijdelijk ook niet onder de groepsvrijstelling valt. Indien het marktaandeel van een onderneming zodanig laag is dat de overeenkomst onder de norm van de groepsvrijstelling valt, is zij geldig.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
99. Artikel 101 VWEU is de enige bepaling waarin het Unierecht zelf voorziet in een civielrechtelijk gevolg in geval van schending. In lid 2 wordt bepaald dat een overeenkomst in strijd met het kartelrecht, nietig is. Dit is een zelfstandige, Unierechtelijke, nietigheid.1 De toepassing van de Unierechtelijke nietigheid leidt tot hetzelfde resultaat als artikel 3:40 BW, maar men komt in dit kader niet toe aan de toepassing daarvan. Op de invloed hiervan voor de relativeringsmogelijkheden van de nietigheid kom ik in paragraaf 3.5 terug. Appeldoorn bespreekt de mogelijkheid van tijdelijke nietigheid bij schending van artikel 101 lid 2 VWEU.2 Hij signaleerde in 2006 dat een rechtshandeling in eerste instantie geldig kan zijn, maar door de groei van het marktaandeel van de onderneming kan de rechtshandeling alsnog nietig worden (en andersom). Deze mogelijkheid behandel ik niet omdat zijn signalering in de praktijk niet tot problemen heeft geleid.