Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/3.4.5.2.1
3.4.5.2.1 Feiten en prejudiciële vraag
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS579899:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EU 8 december 2011, Residex Capital IV, C-275/10, NJ 2012/124 m.nt. Mok.
Artikel 108, lid 3, derde zin jo. 107 lid 1 VWEU. Onrechtmatige steun betekent dat staatssteun is verleend die niet is aangemeld bij de Commissie. De constatering dat steun onrechtmatig is, brengt niet automatisch het oordeel mee dat de steun tevens onverenigbaar is. De verenigbaarheid van staatssteun betreft een oordeel over de materieel inhoudelijke toelaatbaarheid van de steun. Dit oordeel staat los van het oordeel over de (on)rechtmatigheid van staatssteun.
HR 28 mei 2010, Residex, conclusie A-G Keus, NJ 2010/299, punt 2.36.
HR 28 mei 2010, Residex, NJ 2010/ 299, rov. 5. Zie hierover ook Van Hel & Schreuder 2010, Ligteringen 2011, Montijn & Saanen 2012.
104. In zijn arrest van december 2011 heeft het HvJ EU de vraag beantwoord of een rechtshandeling op grond van artikel 3:40 BW nietig moet zijn wegens strijd met het staatssteunrecht.1 De zaak begon bij de nationale rechter als volgt: Residex heeft aandelen in Aerospace en wil met betrekking tot deze aandelen zijn putoptie uitoefenen. Op basis van een garantie die de gemeente Rotterdam heeft verleend aan Residex zet Residex zijn vordering op Aerospace (die dit bedrijf heeft wegens de uitoefening van de putoptie) om in een lening aan Aerospace. Aerospace betaalt de lening niet volledig terug en Residex doet daarom een beroep op de garantie. De gemeente weigert echter betaling. Residex spant een procedure aan waarin Residex betaling van ruim 10 miljoen euro vordert. De gemeente verweert zich met de stelling dat de garantie op grond van artikel 3:40 lid 2 BWnietig is wegens strijd met het staatssteunrecht. De garantie houdt volgens de gemeente namelijk in ieder geval een begunstiging van Aerospace in en is niet aangemeld bij de Commissie. Doordat de steun niet is aangemeld, staat vast dat sprake is van onrechtmatige steun.2 De zaak gaat door tot de Hoge Raad. A-G Keus komt in zijn conclusie tot het oordeel dat artikel 108 lid 3 VWEU alleen de geldigheid van een rechtshandeling aantast voor zover de nietigheid van die rechtshandeling dienstig kan zijn aan het ongedaan maken van de gevolgen van onrechtmatige steun en het herstel van de oude toestand.3 Na de uitvoerige conclusie van A-G Keus stelt de Hoge Raad een prejudiciële vraag aan het HvJ EU. Deze vraag luidde, kort gezegd, of de nationale rechter bevoegd en/of verplicht is om de garantie nietig te verklaren in het kader van de ongedaanmaking van onverenigbare staatssteun.4