Einde inhoudsopgave
Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de gespecialiseerde organisaties
Aanhangsel IV Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur
Geldend
Geldend vanaf 07-02-1949
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van toepassing op de gespecialiseerde organisatie. De gespecialiseerde organisatie heeft ter kennis van de Secretaris-Generaal der Verenigde Naties gebracht, dat zij de standaardbepalingen van het Verdrag, zoals bij het betreffende Aanhangsel gewijzigd, aanvaardt en dat zij zich verbindt tot nakoming van de paragrafen 8, 18, 22, 23, 24, 31, 32, 42 en 45 van het Verdrag en van alle bepalingen van het betreffende Aanhangsel die de gespecialiseerde organisatie verplichtingen opleggen.
- Bronpublicatie:
07-02-1949, Trb. 1951, 160 (uitgifte: 28-12-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-02-1949
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-02-1949, Trb. 1951, 160 (uitgifte: 28-12-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
De standaardbepalingen zullen van toepassing zijn op de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (hierna te noemen ‘de Organisatie’) met inachtneming van het hieronder bepaalde:
- 1.
Artikel V en § 25, lid 1 en 2 (I) van Artikel VII zullen ook gelden voor de President van de Conferentie en de leden van de Uitvoerende Raad van de Organisatie, hun plaatsvervangers en adviseurs, met die uitzondering dat elke opheffing van de immuniteit van enig zodanig persoon van de Uitvoerende Raad krachtens § 16 zal geschieden door de Uitvoerende Raad.
- 2.
De adjunct Directeur-Generaal van de Organisatie, zijn echtgenote en zijn minderjarige kinderen zullen eveneens de voorrechten, immuniteiten, vrijstellingen en faciliteiten genieten welke in overeenstemming met het internationaal recht worden toegekend aan personen die met een diplomatieke zending zijn belast en welke Artikel VI, § 21, van het Verdrag verzekert aan het uitvoerend hoofd van elke gespecialiseerde organisatie.
- 3
- (i)
Deskundigen (behalve de functionarissen vallend onder Artikel VI) die zitting hebben in commissies van, of zendingen vervullen voor, de Organisatie zullen de volgende privileges en immuniteiten worden toegekend voor zover deze noodzakelijk zijn voor een doeltreffende uitoefening van hun functies, met inbegrip van de tijd gebruikt voor reizen in verband met de uitoefening van hun functies in die commissies of bij het vervullen van die zendingen:
- (a)
immuniteit van persoonlijke arrestatie of van inbeslagneming van hun persoonlijke bagage;
- (b)
met betrekking tot door hen in de uitoefening van hun officiële functies gesproken of geschreven woorden of door hen verrichte handelingen, vrijstelling van elke vorm van rechtsvervolging; deze immuniteit zal toegekend blijven ook wanneer de betrokken personen niet langer hun functies in de commissies van de Organisatie uitoefenen of zendingen vervullen voor de Organisatie;
- (c)
dezelfde faciliteiten met betrekking tot beperking nopens geld of het wisselen van geld en met betrekking tot hun persoonlijke bagage als worden toegestaan aan functionarissen van vreemde regeringen die met een tijdelijke officiële zending zijn belast.
- (ii)
Voorrechten en immuniteiten worden aan de deskundigen van de Organisatie toegekend in het belang van de Organisatie en niet voor het persoonlijk voordeel van de individuele deskundigen. De Organisatie heeft het recht en de plicht afstand te doen van de immuniteit van een deskundige in elk geval waarin naar haar mening de immuniteit aan de loop van de gerechtigheid in de weg zou staan en van de immuniteit afstand kan worden gedaan zonder de belangen van de Organisatie te benadelen.