Einde inhoudsopgave
Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de gespecialiseerde organisaties
Artikel VIII Laissez-passer
Geldend
Geldend vanaf 02-12-1948
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum waarop de eerste Staat een akte van toetreding heeft nedergelegd.
- Bronpublicatie:
21-11-1947, Stb. 1949, J 67 (uitgifte: 04-03-1949, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
02-12-1948
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-12-1951, Trb. 1951, 160 (uitgifte: 28-12-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
§ 26.
De functionarissen van de gespecialiseerde organisaties zijn gerechtigd de laissez-passer van de Verenigde Naties te gebruiken overeenkomstig de te treffen administratieve regelingen tussen de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties en de bevoegde autoriteiten van de gespecialiseerde organisaties, aan welke organisaties speciale bevoegdheden om de laissez-passer uit te geven zijn verleend. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt iedere Staat, Partij van dit Verdrag, in kennis van de aldus getroffen administratieve regelingen.
§ 27.
De Staten, Partij bij dit Verdrag, erkennen en aanvaarden de laissez-passer van de Verenigde Naties, die aan de functionarissen van de gespecialiseerde organisaties als geldige reispapieren zijn uitgereikt.
§ 28.
Aanvragen om visa, indien deze nodig zijn, ingediend door functionarissen van gespecialiseerde organisaties, die een laissez-passer bezitten, worden, indien zij vergezeld zijn van een certificaat, dat de houders reizen voor zaken van een gespecialiseerde organisatie, met zo groot mogelijke spoed behandeld. Bovendien worden aan deze personen faciliteiten voor snel reizen verleend.
§ 29.
Gelijksoortige faciliteiten, als bedoeld in § 28, worden toegekend aan deskundigen en andere personen, die, hoewel zij geen houders van een laissez-passer van de Verenigde Naties zijn, een certificaat hebben, dat zij reizen voor zaken van een gespecialiseerde organisatie.
§ 30.
De uitvoerende hoofden, adjunct-uitvoerende hoofden, hoofden van afdelingen en andere functionarissen van een niet lagere rang dan die van hoofd van een afdeling van de gespecialiseerde organisaties, die op een laissez-passer reizen voor zaken van de gespecialiseerde organisaties, genieten dezelfde reis-faciliteiten als die, welke worden toegestaan aan ambtenaren van vergelijkbare rang, die deel uitmaken van diplomatieke zendingen.