Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/50
50 Ongeoorloofde splitsing ingeval van geclausuleerde erkenning
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691794:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Hof Arnhem-Leeuwarden 27 mei 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4256. Van een werkgever – indien professioneel georganiseerd – kan worden verwacht dat hij bij het overeenkomen van een salarisverhoging gespecificeerd duidelijk maakt welke bijkomende vorderingen en/of voorwaarden daarin wel en niet zijn begrepen. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen hierbij een rol spelen (HR 12 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9430, NJ 2001/199).
HR 9 september 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1438, NJ 1995/113 met nt. PAS (Clark/Rentokil). De werkgever kan het overeengekomen loon niet zonder meer eenzijdig en zonder dat daartoe de toestemming van de werknemer vereist is ten nadele van de werknemer wijzigen (A-G W.D.H. Asser in zijn conclusie randnr. 2.2 vóór het arrest). Zie art. 7:613 BW.
Asser in zijn conclusie randnr. 2.4 en 2.5 vóór HR 9 september 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1438, NJ 1995/113 met net. PAS (Clark/Rentokil).
Zoals aangegeven bestaat bij een geclausuleerde erkenning het risico dat de toevoeging na de erkenning ten onrechte wordt gekwalificeerd als een bevrijdend verweer.
Salarisverhoging al of niet onder voorwaarden?
Een werknemer vordert achterstallig salaris op grond van een overeengekomen salarisverhoging en de werkgever erkent de salarisverhoging, maar stelt dat deze afspraak onder voorwaarden was aangegaan.1 De rechter mag nu niet de salarisverhoging als vaststaand feit aannemen en het verweer ‘onder voorwaarden’ kwalificeren als een bevrijdend verweer. De werkgever heeft de overeengekomen salarisverhoging niet erkend, hij stelt dat deze onder voorwaarden is aangegaan (een geclausuleerde erkenning); dan betwist hij de salarisverhoging, zoals deze door de werknemer was gesteld. De werkgever motiveert de betwisting door feiten aan te voeren die de onjuistheid van de door de werknemer gestelde afspraak kunnen aantonen; dat brengt niet mee dat de bewijslast omslaat naar de door de werkgever gestelde feiten. Van belang is of verweerder een element van eiser heeft weersproken? Ja, de werkgever heeft salarisverhoging zonder beperking in de tijd weersproken; de werkgever voerde dus een grondslagverweer. Tegenover de stelling van de werknemer dat de salarisverhoging onvoorwaardelijk was overeengekomen, staat de stelling van de werkgever dat zulks voorwaardelijk is geschied. De werkgever betwist dus gemotiveerd dat een onvoorwaardelijke salarisverhoging was overeengekomen. De clausulering door de werkgever haalt de vordering van de werknemer onderuit. Dit betekent dat de werknemer de onvoorwaardelijke salarisverhoging zal dienen te stellen en bewijzen. Een splitsing zou niet geoorloofd zijn.
Splitsing kan evenmin geoorloofd zijn indien de reactie van eiser (een erkenning met toevoeging) het bevrijdend verweer onderuit haalt.
Salarisverlaging al of niet tijdelijk?
In een procedure vorderde een werknemer nabetaling van volgens hem ten onrechte niet uitbetaald salaris. Na verweer van de werkgever dat partijen een salarisverlaging waren overeengekomen (een bevrijdend verweer), erkende de werknemer dat hij had ingestemd met een salarisverlaging, maar gaf aan dat hij slechts had ingestemd met een tijdelijke verlaging.2 De lagere rechters hadden deze twee elementen gesplitst: erkenning voor wat betreft de instemming met de verlaging, maar (bevrijdend) verweer ten aanzien van de eventuele geclausuleerdheid. De Hoge Raad casseerde en oordeelde dat de werkgever de bewijslast draagt van de instemming van de werknemer en dat dit niet anders wordt wanneer de werknemer een geclausuleerde instemming aanvoert. Op de werkgever rust de bewijslast ten aanzien van de stelling dat de loonsverlaging waarmee de werknemer heeft ingestemd een blijvend karakter heeft. Tegenover de stelling van de werkgever dat de werknemer had ingestemd met een salarisverlaging voor onbepaalde tijd, had de werknemer aangevoerd dat de salarisverlaging slechts voor een bepaalde tijd gold. Van belang is of de werknemer een element van de stellingen van de werkgever heeft weersproken. Ja, dat is het geval; hij betwistte de salarisverlaging zonder beperking in de tijd. De clausulering door de werknemer haalt het verweer van de werkgever onderuit. De stellingen van de werknemer hielden dus een grondslagverweer in. De erkenning mag niet worden geïsoleerd. Asser betoogt dat de bewijslast van de werkgever voor de toestemming in de loonsverlaging impliceert dat de werkgever ook bewijslast heeft ten aanzien van de vraag met welke loonsverlaging (aard en omvang) de werknemer akkoord is gegaan. De werknemer betwist de loonsverlaging, zoals die door de werkgever is gesteld.3