Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/52:52 Geoorloofde splitsing in geval van een erkenning met toevoeging
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/52
52 Geoorloofde splitsing in geval van een erkenning met toevoeging
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691626:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 4 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1844, NJ 2008/201 (Robur/De Koning) met verwijzing naar HR 9 september 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1438, NJ 1995/113 met nt. PAS (Clark/Rentokil; instemming werknemer met loonsverlaging).
HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1185, NJ 2017/286 (Vrolijk/De Best), JBPr 2017/51 met nt. F.J.P. Lock.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Splitsing is bij een erkenning met toevoeging geoorloofd indien vastgesteld kan worden dat een onderdeel van het aan de vordering ten grondslag liggende feitencomplex tussen partijen vaststaat.
Arbeidsloon met korting?
De Koning vordert van Robur betaling van facturen waarbij verrichte installatiediensten in rekening waren gebracht. Partijen verschilden van mening of een arbeidsloon van fl 65,- per uur (de stelling van De Koning) was overeengekomen dan wel fl 65,- verminderd met een korting van 30% (de stelling van Robur). De Koning erkende dat voor leveringen in het kader van een eerder project een dergelijke korting was overeengekomen, maar betwistte dat dat ook voor de latere werkzaamheden zou gelden. Het hof had geoordeeld dat het aannemelijk was dat de korting alleen had gegolden voor het andere project en had Robur in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van de stelling dat de overeengekomen korting van 30% ook zag op de betreffende facturen. Het hof had het verweer van Robur daarmee gekwalificeerd als een bevrijdend verweer. Huydecoper betoogt in zijn conclusie dat het hof het verweer van Robur (ongeoorloofd) had gesplitst door te oordelen dat vaststond dat het uurtarief fl 65,- beliep en Robur de korting op dit tarief diende te bewijzen. Hij geeft aan dat het geschil in wezen ging of fl 65,- was afgesproken of fl 35,-. Dat betekent volgens hem dat De Koning (eiser) zijn stelling moet waarmaken, nu Robur (verweerder) zijn stelling gemotiveerd heeft betwist. Huydecoper ziet het verweer van Robur dus als een grondslagverweer. De bewijslast van de werkelijke inhoud van de overeenkomst hoort z.i. bij de eisende partij te worden gelegd.
De Hoge Raad ziet het anders en neemt als vertrekpunt dat het hof heeft overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat als arbeidsloon een uurtarief van fl 65,- was overeengekomen. Dat betekent dat de bewijslast van de door De Koning gemotiveerd weersproken stelling van Robur, dat de overeengekomen korting van 30% op het arbeidsloon betrekking had op alle facturen en niet slechts op het eerdere project, op Robur rustte.1 Heeft de Hoge Raad daarmee het verweer van Robur (ongeoorloofd) gesplitst? Ik meen van niet. Partijen verschilden niet van mening over het op zich overeengekomen arbeidsloon van fl 65,- per uur. Daarmee had De Koning voldaan aan de vereisten om zijn vordering te doen slagen. De clausulering haalde de vordering van eiser niet onderuit. Nu de door De Koning gestelde rechtsfeiten zijn komen vast te staan, zijn alle bestanddelen die vereist zijn om de vordering te honoreren vervuld. Dan mag de rechter de feiten die De Koning had gesteld als uitgangspunt nemen en mag het beroep van Robur dat ook een korting was bedongen voor de onderhavige werkzaamheden worden gekwalificeerd als een bevrijdend verweer. Splitsing is in dit geval geoorloofd. Een verweer dat een ander bedrag is overeengekomen is een gemotiveerde betwisting van één van de noodzakelijke elementen voor nakoming. Een verweer dat een korting is bedongen houdt in dat verweerder een beroep doet op andere feiten, die leiden tot een ander rechtsgevolg (een bevrijdend verweer).
De Koning betwistte gemotiveerd dat een korting bedongen zou zijn. Het is aan Robur zijn stelling van het bevrijdend verweer hard te maken.
Splitsing kan ook geoorloofd zijn indien de reactie van eiser (een erkenning met toevoeging) het bevrijdend verweer niet onderuit haalt.
De eigenaar van een pand wenst een verklaring voor recht dat verweerder ‘zonder recht of titel’ in het pand van eiser verblijft.
Indien verweerder de eigendom van eiser niet betwist heeft verweerder stelplicht en bewijslast met betrekking tot zijn ‘recht of titel’ (een bevrijdend verweer).2 Verweerder stelt dat tussen partijen een huurovereenkomst is overeengekomen. Eiser betoogt dat de huurovereenkomst inmiddels is beëindigd. Het is de vraag of de reactie van eiser mag worden gesplitst. Splitsing is alleen dan geoorloofd indien vastgesteld kan worden dat een onderdeel van het aan het verweer ten grondslag liggende feitencomplex tussen partijen vaststaat. Het enkele beroep op een beëindigde huurovereenkomst haalt de huurovereenkomst niet onderuit. Ten behoeve van de huurder mag worden uitgegaan van het voortduren van de huurovereenkomst: dat wat eenmaal (schijnbaar) rechtmatig bestaat dient als zodanig voorlopig gehandhaafd te blijven in het belang van de rechtszekerheid. Nu de door de huurder gestelde rechtsfeiten zijn komen vast te staan (de eigenaar erkent het bestaan van een huurovereenkomst) zijn alle bestanddelen die vereist zijn om het bevrijdend verweer te honoreren vervuld. Het verweer van de eiser/eigenaar is in dat geval een bevrijdend verweer. De rechter mag de toevoeging scheiden van het gedeelte dat is erkend en de toevoeging kwalificeren als een bevrijdend verweer. Eiser doet een beroep op een ander rechtsgevolg (de beëindiging van de huurovereenkomst).
Andere voorbeelden met betrekking tot al of niet geoorloofde splitsing zijn opgenomen in de Bijlagen onder 2D.