Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VI.2.1.4
VI.2.1.4 Vorderingen opgenomen in rekening-courantverhouding
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS362474:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Voetnoten
Voetnoten
Zie Rb. Dordrecht 21 maart 2007, LJN: BA3465 (Prefire Holding), alsmede: Mijnssen 2010, p. 49-50; Wibier 2007b, p. 9 e.v.; Faber 2005, nr. 185; Van Ravenhorst 1991, p. 138 e.v.; Van Bronkhorst 1987, p. 139 e.v.; Blaauw 1977, p. 872-873; Winter 1989, p. 57 e.v. en p. 73 e.v. (impliciet); Wiarda 1937, p. 386. De Hoge Raad heeft de verpandbaarheid van een rekening-courant saldo erkend in: HR 26 januari 1973, NJ 1973, 219, m.nt. HB (Pierson/Ontvanger). Evenzo de wetgever: Parl. Gesch. Boek 3, p. 397. Uit HR 23 februari 1983, NJ 1984, 46, m.nt. WMK, blijkt dat de Hoge Raad de overdraagbaarheid aanvaardt van de rentevordering met betrekking tot een rekening-courant tegoed. Zie verder nog in verband met de cessie van een rekening-courant saldo: HR 30 juni 1944, NJ 1944, 446 (Hamburger & Co’s Bankierskantoor/Sohn) en HR 14 april 1927, NJ 1927, 763 m.nt. EMM (Bodengravensche Bankvereeniging/Kiebert). Zie voor andere jurisprudentie waarin de cessie van een saldovordering impliciet wordt erkend: Contractenrecht V (Knol), nr. 2282. Ook beslag op het rekening-courant saldo is mogelijk. Aldus: HR 7 juni 1929, NJ 1929, p. 1285 e.v., m.nt. PS (De Staat/Buitenlandsche Bankvereeniging) en impliciet HR 25 februari 1932, NJ 1932, 301 m.nt. PS (Ontvanger/Schermer). Zie ook: Parl. Gesch. Wijziging Rv e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6), p. 155.
Aldus: Van der Heijden & S.Y.Th. Meijer 1996, p. 90; De Kat 1932, p. 556 en Eggens 1927, p. 472. Vgl. Hof ’s-Gravenhage 9 december 1976, NJ 1977, 371.
Zie Wiarda 1937, p. 386 en p. 280.
Zie Mijnssen 2010, p. 48 e.v. Anders: Van der Heijden & S.Y.Th. Meijer 1996, p. 90.
Vgl. Faber 2005, nrs. 187-189.
Dit is anders indien schuldenaar en schuldeiser ter gelegenheid van de opname van de vordering in de rekening-courant een beding van niet-overdraagbaarheid zijn overeengekomen.
Zo ook: Faber 2005, nr. 185.
Wel geldt dat partijen van deze vereisten bij overeenkomst kunnen afwijken. Zie Faber 2005, nr. 190.
In deze zin: Van den Berge 1976, p. 5; Van den Berge 1955a, p. 374 e.v.; Van den Berge 1955b p. 843 e.v. en Hof ’s-Gravenhage 9 december 1976, NJ 1977, 371. Daartegen: Van Bronkhorst 1987, p. 140-141; Blaauw 1977, p. 872-873; H. de Groot e.a. 1978, p. 544 en Stein 1955, p. 693 e.v.
In gelijke zin: Mijnssen 2010, p. 48.
Overigens is het in geval van betaalrekeningen niet ongebruikelijk dat de rekeningvoorwaarden een cessie- en verpandingsverbod bevatten. De instelling waarbij de rekening wordt aangehouden, beoogt daarmee de administratieve rompslomp te voorkomen die het gevolg is van het aantekenen in haar administratie van een cessie of een verpanding. Een (openbare) cessie of verpanding van een deel van het saldo beperkt immers de bestedingsruimte die de rekeninghouder heeft.
Zie Mijnssen 1995, p. 74-75; Vgl. HR 20 januari 1984, NJ 1984, 512 m.nt. G (Ontvanger/Barendrecht); HR 10 maart 1995, NJ 1996, 299 m.nt. HJS (Holtrop/ Stevens) en HR 23 juni 1995, NJ 1996, 566 m.nt. HJS (FMN/PAP). Zie verder over de “derdenwerking” van verrekenings- en saldobedingen: Faber 2005, nr. 290.
52
557. De aard van een rekening-courant sluit de overdraagbaarheid van (een deel van) het saldo niet uit. Ook ten aanzien van vorderingen ter zake van het bestaande en toekomstige saldo van een rekening-courant, is in het verleden de vraag gerezen of deze gezien de aard van de rekeningcourantverhouding wel voor overdracht en verpanding vatbaar zijn. Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen – naar mijn mening terecht – dat de vordering(en) tot betaling van het (toekomstige) saldo, zowel voor als na de (tussentijdse) afsluiting van de rekening, vatbaar is voor cessie en verpanding, tenzij de overdraagbaarheid bij beding is uitgesloten (zie art. 3:83 lid 2 BW). Hetzelfde geldt voor individuele in de rekening opgenomen vorderingen.1
In het verleden is verdedigd dat een cessie of verpanding van de saldovordering(en) voor de afsluiting van de rekening niet mogelijk zou zijn, althans niet zonder toestemming van de schuldenaar. Een cessie of verpanding zou er immers toe leiden dat de betreffende vordering afzonderlijk zou moeten worden afgerekend, terwijl de strekking van de rekening-courantovereenkomst nu juist is alle posten van het saldo bij afsluiting van de rekening gezamenlijk af te rekenen.2 Wiarda is van mening dat deze redenering slechts juist is, indien men aanneemt dat de contractueel overeengekomen verrekening in rekening-courant geen derdenwerking heeft (hetgeen door Wiarda overigens wel wordt aangenomen) en de cessionaris of pandhouder derhalve niet zou kunnen worden tegengeworpen.3 Mijnssen wijst eveneens op het bezwaar dat een cessie van de saldovordering tot gevolg heeft dat een tegenvordering van de schuldenaar op de cedent niet meer verrekend kan worden met de gecedeerde saldovordering, maar ziet daarin geen reden om de saldovordering vanwege haar aard onoverdraagbaar te achten.4 Deze opvatting is juist, ongeacht of de verrekening in rekening-courant derdenwerking heeft. De rekening-courant heeft tot doel dat bepaalde door partijen aangewezen vorderingen en schulden van rechtswege met elkaar worden verrekend, zodat op elk moment slechts het saldo verschuldigd is.5 De opname van een vordering in een rekening-courant verandert de aard en inhoud van de vordering echter niet. De vordering wordt daardoor dus niet onoverdraagbaar.6 Of de vordering overdraagbaar is, moet worden beoordeeld aan de hand van de rechtsverhouding waaruit zij is voortgevloeid.7 Of er na opname van een vordering in de rekeningcourant verrekening plaatsvindt, moet worden beoordeeld aan de hand van vereisten van art. 6:127 leden 2 en 3 BW.8 Een openbare cessie of verpanding van een in de rekening-courant opgenomen vordering, staat in beginsel – behoudens het bepaalde in art. 6:130 BW – aan verrekening in de weg, tenzij schuldenaar en schuldeiser anders zijn overeengekomen (zie hierna).
In het verlengde van het voorgaande ligt de stelling dat een cessie of verpanding van het saldo afstuit op het vermeende persoonlijke karakter van de rekening-courantverhouding.9 Het in het leven roepen van een rekening-courantverhouding heeft echter niet tot gevolg dat de in de rekening-courant opgenomen vorderingen daardoor een persoonlijk karakter krijgen. Aard en inhoud van de in de rekening op te nemen vorderingen veranderen niet. De rekening-courantovereenkomst is slechts een hulpovereenkomst die erop is gericht de afwikkeling van de daarin opgenomen vorderingen te vereenvoudigen. Of een in de rekeningcourant opgenomen vordering persoonlijk van aard is, moet worden beoordeeld aan de hand van de rechtsverhouding waaruit de vordering is voortgevloeid.
Evenmin kan worden aangenomen dat de overeenkomst waarbij de rekening-courantverhouding in het leven wordt geroepen, zonder meer een (impliciet) cessie- en verpandingsverbod behelst.10 Of dit zo is, zal door middel van uitleg moeten worden vastgesteld.11 Wel kan het de bedoeling van partijen zijn dat de in de rekening-courant op te nemen vorderingen te allen tijde, derhalve ook na cessie of verpanding, met elkaar verrekend worden. Aan een dergelijk verrekeningsbeding komt derdenwerking toe en kan een cessionaris of pandhouder worden tegengeworpen.12 Of een verrekeningsbeding is overeengekomen, is eveneens een kwestie van uitleg van de rekening-courantovereenkomst. Over het algemeen zal een rekening-courantovereenkomst deze strekking echter niet hebben.13 En ook als dat wel het geval is, dan kan dit verrekeningsbeding niet gelijk worden gesteld met een cessie- en verpandingsverbod.
Conclusie is dat de aard van een rekening-courantverhouding in de regel niet in de weg staat aan de overdracht of de verpanding van de in de rekening-courant opgenomen vorderingen. Voor de overdraagbaarheid en de verpandbaarheid is evenmin vereist dat de rekening-courant is afgesloten zodat er een eindsaldo resteert. Rekening-courant saldi en meer in het bijzonder vorderingen ter zake van kredietverlening in rekeningcourant, kunnen derhalve het voorwerp zijn van financiële transacties zoals securitisation.
In Nederland hebben verschillende securitisations plaatsgevonden van vorderingen uit zogeheten revolverende consumentenkredieten. Daarbij kan het gaan om kredietverlening in rekening-courant, maar noodzakelijk is dat niet. In sommige gevallen wordt in de kredietovereenkomst gesproken van “kredietverlening in rekening-courant” terwijl er in juridische zin geen rekening-courantverhouding tot stand komt. In deze gevallen bestaat de “rekening-courant” daarin dat tot een bepaald maximumbedrag gelden kunnen worden “opgenomen” en dat aflossingen van ter leen opgenomen gelden weer opnieuw tot het overeengekomen maximumbedrag kunnen worden geleend. Van een verrekening van vorderingen die partijen over en weer op elkaar verkrijgen, is derhalve geen sprake.