Cessie
Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VI.1:VI.1 Inleiding
Cessie (O&R nr. 70) 2012/VI.1
VI.1 Inleiding
Documentgegevens:
mr. M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
mr. M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS359894:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
549. Inleiding en plan van behandeling. Vorderingen kunnen alleen rechtsgeldig worden overgedragen en verpand, indien zij vatbaar zijn voor overdracht resp. verpanding (zie art. 3:83 (jo 98) BW). Aangezien het voor de vormgeving van financiële transacties zoals securitisation, structured covered bonds en factoring meestal noodzakelijk is dat de in de transactie betrokken vorderingen worden overgedragen en/of verpand, is het van groot belang om vast te stellen dat de vorderingen in kwestie overdraagbaar en verpandbaar zijn.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van vorderingen op naam. Allereerst wordt aandacht geschonken aan goederenrechtelijke uitsluitingen of beperkingen van de overdraagbaarheid (§ 2). Centraal staat de financieringsblokkade die onder het huidige recht het gevolg kan zijn van een tussen de schuldenaar en de schuldeiser overeengekomen beding van niet-overdraagbaarheid. Het zijn vooral handelsvorderingen en ook wel vorderingen uit (internationale) syndicaatsfinancieringen die aan onoverdraagbaarheidsbedingen onderworpen kunnen zijn. Onoverdraagbaarheidsbedingen vormen dan ook voornamelijk een belemmering voor de factoring en securitisation van dergelijke vorderingen en ook voor de verpanding tot zekerheid van een bankkrediet.
De vraag komt aan de orde of het huidige stelsel van art. 3:83 lid 2 BW, dat aan een beding van niet-overdraagbaarheid goederenrechtelijke werking toekent, dient te worden gehandhaafd of met het oog op de financieringsbelangen van de schuldeiser beter kan worden verlaten (§ 2.2.3). Alvorens tot een bespreking van onoverdraagbaarheidsbedingen over te gaan, wordt eerst echter enige aandacht geschonken aan de onoverdraagbaarheid van vorderingen op grond van de wet of op grond van hun aard (§ 2.1).
Voorts wordt bezien in hoeverre een beding van niet-overdraagbaarheid in de weg staat aan een geldige verpanding van de vordering. Voorts wordt bezien in hoeverre een beding van niet-overdraagbaarheid in de weg staat aan een geldige verpanding van de vordering. Bovendien wordt aandacht geschonken aan vraagstukken van derdenbescherming en bekrachtiging (§ 2.3, § 2.4 en § 2.5).
Vervolgens wordt een aantal alternatieve structuren besproken voor de cessie van krachtens beding niet-overdraagbare vorderingen in het kader van financiële transacties, zoals securitisation (§ 2.6).
Tot slot wordt aandacht geschonken aan verbintenisrechtelijke uitsluitingen of beperkingen van de overdraagbaarheid van vorderingen (§ 3). Aan de orde komt de vraag in hoeverre een cessie of verpanding van vorderingen in het kader van een financiële transactie in strijd kan komen met verpandings- en vervreemdingsverboden die een onderneming kunnen zijn opgelegd in leningsovereenkomsten (de zogeheten ‘negative pledge’ en ‘anti-disposal’ clausules).