Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/916
Levensgezel a.b.i. art. 304 Sr. De bewijsmiddelen houden onvoldoende in over de aard en hechtheid van de betrekking tussen verdachte en aangeefster, zodat het oordeel van het hof dat aangeefster als ‘levensgezel’ i.d.z.v. art. 304 Sr kan worden aangemerkt ontoereikend is gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.
HR 14-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1251
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 september 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
20/02436
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1251, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑09‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:574, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑06‑2021
Essentie
Levensgezel a.b.i. art. 304 Sr. De bewijsmiddelen houden onvoldoende in over de aard en hechtheid van de betrekking tussen verdachte en aangeefster, zodat het oordeel van het hof dat aangeefster als ‘levensgezel’ i.d.z.v. art. 304 Sr kan worden aangemerkt ontoereikend is gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02436
Datum 14 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 7 augustus 2020, nummer 22-000111-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.