RvdW 2021/908:Medeplegen vervaardigen van amfetamine (art. 47 Sr jo. 2 onder D Opiumwet). Middelen o.m. over de vraag of op de bewezenverklaarde datum daadwerkelijk amfetamine is vervaardigd. HR: het hof heeft o.m. geoordeeld dat op 26 maart 2015 sprake is geweest van het vervaardigen van amfetamine. Niet onbegrijpelijk oordeel. In aanmerking kan daarbij genomen worden de vaststellingen betreffende de temperatuur van de stoomgenerator, welke erop duiden dat deze op 26 maart 2015 ingeschakeld is geweest. En in samenhang met wat het hof blijkens zijn bewijsvoering voor het overige in aanmerking heeft genomen. Naast de in de woning aangetroffen installaties tevens de omstandigheden waarin verdachte en zijn medeverdachten op die datum zijn aangetroffen in het bosperceel in de buurt van die woning in de nabijheid van tassen met materiaal dat aan het laboratorium gerelateerd kan worden. Kan dus, v.z.v. het cassatiemiddel over dit oordeel klaagt, niet tot cassatie leiden. En ook voor het overige faalt het cassatiemiddel. Gelet op wat het hof blijkens zijn bewijsoverwegingen heeft vastgesteld, onder meer over het sporenbeeld en het aantreffen van verdachte in het bosperceel nabij het laboratorium, is het oordeel van het hof dat verdachte op 26 maart 2015 betrokken is geweest bij het vervaardigen van amfetamine — ook in het licht van het gevoerde verweer — toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping. Samenhang met vijf andere zaken. CAG: anders.