Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/904
Post-Keskin. Afwijzing getuigenverzoeken, gelet op wat eraan ten grondslag is gelegd, niet zonder meer begrijpelijk. Daarbij is niet nagegaan of procedure in geheel voldoet aan art. 6 EVRM.
HR 14-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1254
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 september 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/03002
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1254, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑09‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:681, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑07‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑04‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑03‑2021
- Wetingang
Essentie
Post-Keskin. De afwijzing van de (voorwaardelijke) verzoeken tot het horen van getuigen is in casu niet zonder meer begrijpelijk, gelet op hetgeen aan deze verzoeken ten grondslag is gelegd. Daarbij heeft het hof niet ervan blijk gegeven te hebben nagegaan of de procedure in haar geheel voldoet aan art. 6 EVRM.
Samenvatting
De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit HR 20 april 2021, NJ 2021/173, m.nt. J.M. Reijntjes over de beoordeling van verzoeken tot het oproepen en horen van getuigen door de feitenrechter, in de situatie dat zo’n verzoek betrekking ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.