Einde inhoudsopgave
RvdW 2010/843
Octrooirecht. Art. 43 lid 4 ROW (1910): bevoegdheid octrooihouder om namens licentienemers vordering tegen inbreukmakers in te stellen; strekking.
HR 09-07-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9293
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
9 juli 2010
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk
- Zaaknummer
08/03418
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
BL9293
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BL9293, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑07‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BL9293, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑03‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑07‑2008
- Wetingang
Essentie
Octrooirecht. Art. 43 lid 4 ROW (1910): bevoegdheid octrooihouder om namens licentienemers vordering tegen inbreukmakers in te stellen; strekking.
Het bepaalde in art. 43 lid 4 ROW (1910) geeft weliswaar de bevoegdheid aan de octrooihouder om namens licentienemers vorderingen tot schadevergoeding of winstafdracht in te stellen tegen inbreukmakers, maar deze bepaling brengt niet mee dat het bij gebruikmaking van die bevoegdheid om eigen schade van de octrooihouder zou gaan of dat de vordering tot vergoeding van de schade van licentienemers tot het vermogen van de octrooihouder zou (gaan) behoren. Indien en voor zover de octrooihouder door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.