Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/995
Insolventieverordening. Internationale bevoegdheid; centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar; natuurlijke persoon die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent; weerlegbaar vermoeden dat het centrum van de voornaamste belangen van deze persoon zijn gebruikelijke verblijfplaats is; weerlegging van het vermoeden.
HvJ EU 16-07-2020, ECLI:EU:C:2020:585 (Novo Banco)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
16 juli 2020
- Magistraten
S. Rodin, K. Jürimäe, N. Piçarra
- Zaaknummer
C-253/19
- Conclusie
A-G M. Szpunar
- Roepnaam
Novo Banco
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2020:585, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 16‑07‑2020
ECLI:EU:C:2020:328, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 30‑04‑2020
- Wetingang
Art. 3 Verordening (EU) 2015/848 (Insolventieverordening)
Essentie
MH en NI tegen OJ en Novo Banco SA.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Tribunal da Relaçãode Guimarães (beroepsrechter Guimarães, Portugal) bij beslissing van 14 februari 2019.
Insolventieverordening. Internationale bevoegdheid; centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar; natuurlijke persoon die niet als zelfstandige een bedrijfs- of beroepsactiviteit uitoefent; weerlegbaar vermoeden dat het centrum van de voornaamste belangen van deze persoon zijn gebruikelijke verblijfplaats is; weerlegging van het vermoeden.
Art. 3, lid 1, eerste en vierde alinea, Insolventieverordening moet aldus worden uitgelegd dat het daarin vastgestelde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.