Einde inhoudsopgave
Besluit omzetting, fusie of taakafsplitsing
8.2.1 Kwijtschelding eigenwoningschuld
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
13-12-2022, Stcrt. 2022, 32167 (uitgifte: 30-12-2022, regelingnummer: 2022-0000023865)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2022, Stcrt. 2022, 32167 (uitgifte: 30-12-2022, regelingnummer: 2022-0000023865)
- Vakgebied(en)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Schenk- en erfbelasting / Schenkbelasting
De eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning is onder meer van toepassing op het bedrag van de schenking dat wordt gebruikt voor aflossing van een eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a Wet IB 2001 of voor de aflossing van een schuld die de begiftigde had op het moment direct voorafgaand aan een vervreemding van een eigen woning voor zover deze schuld heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo eigen woning als bedoeld in artikel 3.119aa van die wet (artikel 33a, onderdeel e, Successiewet). Het is onduidelijk of de kwijtschelding van een dergelijke schuld is aan te merken als een schenking van een bedrag waarmee die schuld wordt afgelost. Bijvoorbeeld in de situatie waarin de ouders aan hun kind een lening hebben verstrekt voor de aanschaf van een eigen woning en de ouders die lening later geheel of gedeeltelijk kwijtschelden. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat kwijtschelding van een dergelijke schuld wordt gelijkgesteld met een schenking van een bedrag waarmee die schuld wordt afgelost. Voor zover nodig keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a Wet IB 2001 voor de toepassing van de eenmalige verhoogde vrijstelling eigen woning wordt gelijkgesteld met een aflossing van die eigenwoningschuld, als bedoeld in artikel 33a, onderdeel e, Successiewet.
Deze goedkeuring geldt eveneens voor een gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een schuld die de verkrijger had op het moment direct voorafgaand aan de vervreemding van zijn eigen woning voor zover deze schuld voor hem heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo eigen woning als bedoeld in artikel 3.119aa Wet IB 2001.
Ook keur ik voor deze specifieke situaties goed dat deze kwijtschelding wordt gelijkgesteld met het daadwerkelijk betalen door de schenker zoals vereist in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, URSE en dat daarbij de schenking en de besteding daarvan geacht worden plaats te vinden op het tijdstip van de kwijtschelding.