Einde inhoudsopgave
Besluit omzetting, fusie of taakafsplitsing
10 Vermindering schenkbelasting na vervallen schenking op grond van artikel 7:177, eerste lid, BW
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
13-12-2022, Stcrt. 2022, 32167 (uitgifte: 30-12-2022, regelingnummer: 2022-0000023865)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2022, Stcrt. 2022, 32167 (uitgifte: 30-12-2022, regelingnummer: 2022-0000023865)
- Vakgebied(en)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Schenk- en erfbelasting / Schenkbelasting
Een schenker kan ervoor kiezen om het te schenken bedrag niet meteen aan de begiftigde te betalen maar in plaats daarvan een bedrag schuldig te erkennen dat pas op een bepaald tijdstip opeisbaar is. Dit wordt ook wel een papieren schenking genoemd. De schenking vindt plaats op het moment van de schuldigerkenning en de verkrijging. Op dat moment vindt het belastbaar feit voor de schenkbelasting plaats. Als de opeisbaarheid van de papieren schenking is gekoppeld aan het overlijden van de schenker, is sprake is van een zogenoemde schenking ter zake des doods. Artikel 7:177, eerste lid, BW schrijft voor dat een schenking ter zake des doods, voor zover zij niet reeds tijdens het leven van de schenker is uitgevoerd, met het overlijden van de schenker komt te vervallen als deze niet is vastgelegd in een notariële akte of niet door de schenker persoonlijk is aangegaan. De schuld uit hoofde van de schuldigerkenning vervalt en is dus geen schuld van de nalatenschap. Dit betekent dat er over het schuldig erkende bedrag naast eerder verschuldigde schenkbelasting ook erfbelasting verschuldigd kan zijn.
Voorbeeld
Schenker B erkent uit vrijgevigheid een bedrag schuldig aan haar nicht A. Over de schuldigerkenning wordt bij A schenkbelasting geheven. De schuldigerkenning is een schenking ter zake des doods en is niet notarieel vastgelegd. B komt vervolgens te overlijden. De schuldigerkenning vervalt. De kinderen C en D zijn gezamenlijk en voor gelijke delen erfgenaam van B. Over het eerder schuldig erkende bedrag wordt bij C en D erfbelasting geheven.
Gerechtshof Arnhem oordeelde in 2011 in een soortgelijke situatie dat de eerder geheven schenkbelasting verrekend moest worden met de erfbelasting.1. Dit oordeel is nadien door de Hoge Raad bevestigd.2. Redelijke wetstoepassing brengt mee dat het ook mogelijk moet zijn om de schenkbelasting terug te krijgen als degene van wie schenkbelasting is geheven niet ook erfbelasting verschuldigd is. Voor zover nodig keur ik daarom het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de eerder geheven schenkbelasting door de inspecteur kan worden verminderd overeenkomstig artikel 53 Successiewet voor het gedeelte van de schuldigerkenning dat op grond van artikel 7:177, eerste lid, BW is vervallen.
Wanneer een schenker meerdere van deze schuldigerkenningen aan dezelfde begiftigde heeft gedaan en deze tijdens zijn leven gedeeltelijk heeft afgelost, worden de aflossingen geacht steeds betrekking te hebben op de oudste nog niet afgeloste schuldigerkenning.
Voorwaarde
- –
De vermindering wordt overeenkomstig artikel 53, vijfde lid, Successiewet verleend op een verzoek dat wordt gedaan door het doen van aangifte. Bij deze aangifte toont de belastingplichtige aan welk bedrag aan schenkbelasting in het verleden geheven is en verstrekt de belastingplichtige een opgave van tijdens het leven gedane aflossingen.
Toelichting
Indien de begiftigde tevens erfgenaam is, kan de inspecteur uit doelmatigheidsoverwegingen op grond van artikel 64 Algemene wet inzake Rijksbelastingen besluiten om het bedrag van de vermindering van de schenkbelasting in mindering te brengen op de verschuldigde erfbelasting.
Voetnoten
Gerechtshof Arnhem, 15 februari 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BP5771.
Hoge Raad, 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU7268.