Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/621
Procesrecht. Ontvankelijkheid in cassatie, art. 426a lid 1 Rv; verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij HR. Vormt art. 46 lid 4 Wet bescherming persoonsgegevens een uitzondering op art. 426a Rv? Gelijkheidsbeginsel.
HR 10-05-2019, ECLI:NL:HR:2019:685
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 mei 2019
- Magistraten
Mrs. G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/00013
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:685, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑05‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:502, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑03‑2019
Essentie
Procesrecht. Ontvankelijkheid in cassatie, art. 426a lid 1 Rv; verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij HR. Vormt art. 46 lid 4 Wet bescherming persoonsgegevens een uitzondering op art. 426a Rv? Gelijkheidsbeginsel.
Partij(en)
10 mei 2019
Eerste Kamer
19/00013
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
t e g e n
ABN AMRO BANK N.V.
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
Conclusie
Conclusie plv. P-G mr. F.F. Langemeijer:
1. Verzoeker heeft een kredietovereenkomst gesloten met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.