Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/3.7.6.2.1
3.7.6.2.1 Inleiding: beslag al dan niet rechtstreeks op het papier (art. 474a)
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS394481:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook Parl. Gesch. Wijz. Rv, p. 156.
Zie daarover Pari. Gesch. Wijz. Rv, p. 143 en p. 156.
Het conservatoir beslag op rechten aan toonder of order is geregeld in art. 711 lid 1 zo nodig, in verbinding met art. 718 voor het conservatoir derdenbeslag.
Het papier kan immers ook recht geven op bepaalde roerende zaken, waarbij dan met name te denken valt aan ceel of cognossement; zie hierna § 3.7.6.2.2.
Zie hierna noot 400 voor dit verzamelbegrip.
Zie daarvoor AJ. van der Lelij, Levering van roerende zaken door middel van een zakenrechtelijk waardepapier (diss. Groningen), 1996, nrs. 194-195, p. 140-141.
Zie hierna noot 429 voor de meest recente gepubliceerde uitspraak op dit terrein.
Zie daarvoor § 5.5.23.2.
103. Een op toonder- of orderpapier gelegd derdenbeslag zal - los van de vraag wat nu precies onder deze 'papieren' verstaan moet worden - in beginsel geen al te grote problemen behoeven op te leveren. Het onder de derde-beslagene aangetroffen toonder- of orderpapier is ingevolge art. 475 lid 1 van rechtswege door het beslag getroffen, indien de derde deze stukken - evenals dat het geval is bij roerende zaken die geen registergoederen zijn - voor de beslagdebiteur onder zich heeft. De beslagdebiteur moet derhalve jegens de derde recht hebben op afgifte van het beslagen toonder- of orderpapier.1 Uit de op grond van art. 476a lid 1 af te leggen Verklaring zal uiteraard moeten blijken óf daarvan sprake is. Zodra het toonder- of orderpapier derhalve het concrete stuk papier waarin het recht aan toonder of order is belichaamd - overeenkomstig art. 477 lid 1 door de derde aan de deurwaarder is afgegeven, zal de eigenlijke executie van (de rechten uit) het toonder- of orderpapier verder langs een van de in art. 474a aangegeven wegen plaatsvinden2, waarbij met name te denken valt aan verkoop van het papier. Deze bepaling schrijft ook in het eerste lid voor dat executoriaal3 beslag op rechten aan toonder of order
'geschiedt door beslag op het papier.'
Het uitgangspunt is derhalve rechtstreeks beslag onder de schuldenaar op het papier, tenzij dit papier zich onder een derde bevindt, wat dan - vaak min of meer toevallig - zal blijken uit de eerder genoemde Verklaring ex art. 476a. In dat geval wordt dan, ná afgifte van het papier, verder de weg van art. 474a gevolgd. Mocht echter, in het geval van rechtstreeks beslag op het papier ex art. 474a lid 1 het uit het papier voortvloeiende recht bestaan in een opeisbare vordering4, dan kán de beslaglegger (lid 1 derde volzin)
'in plaats van tot verkoop overeenkomstig de eerste afdeling over te gaan, de executie ook voortzetten door beslag onder derden overeenkomstig de tweede afdeling.'
Op deze wijze vullen de art. 475 lid 1 en 474a lid 1 elkaar over en weer aan (zie verder hierna § 3.7.6.2.3, nr. 108).
Uit het voorgaande volgt dat zich in beginsel geen ingewikkelde problemen zullen voordoen, wanneer toonder- of orderpapier door derdenbeslag getroffen blijkt te zijn. Deze ontstaan dan ook pas wanneer door een schuldeiser beslag is gelegd op vorderingen tot betaling van een geldsom of afgifte van roerende zaken, ter zake waarvan toonder- of orderpapier blijkt te zijn afgegeven, maar het betreffende papier zich niet onder de derde-beslagene bevindt. De rechten met betrekking tot die vorderingen of roerende zaken zijn in de regel belichaamd in waardepapieren5 die luiden aan toonder of order. De eenvoudige verhandelbaarheid van die papieren - en daarmee van de daarin belichaamde vorderingen of roerende zaken - kan de derde onder wie beslag is gelegd in moeilijkheden brengen. Deze zal immers als gevolg van die verhandelbaarheid niet met zekerheid kunnen verklaren, dát hij de geldsom aan de beslagdebiteur is verschuldigd, dan wel de zaken voor hem onder zich heeft. Het is immers goed mogelijk dat, door overdracht van het papier vóór het beslag, een ander tot die geldsom of zaken gerechtigd is of blijkt te zijn. Deze problematiek is reeds vrij uitvoerig beschreven door Van der Lelij.6 In deze paragraaf - die in beginsel alleen gaat over de vraag óf toonder- of orderpapier als zodanig onder een gelegd derdenbeslag valt, en zo ja, op welke wijze daarmee dan verder te werk moet worden gegaan - zal dan ook niet uitvoerig op deze problematiek worden ingegaan. Daartoe bestaat ook niet veel aanleiding, aangezien het in de praktijk niet vaak voorkomt dat derdenbeslag wordt gelegd op waardepapieren, terwijl daarover vrijwel geen rechtspraak iS.7 Bij vragen rond verrekening in geval van derdenbeslag, zullen de rechten uit toonder- of orderpapier overigens ook nog aan de orde komen.8 Mede met het oog op deze elders nog te bespreken onderwerpen, is het nuttig om enige algemene opmerkingen te maken over toonder- of orderpapier en de daarin belichaamde rechten.