Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/6.3.2.1
6.3.2.1 Geslachtsbepaaldheid van beroepsactiviteiten/voorkeursbeleid
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS384779:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
AMvB van 19 mei 1989, Stb. 1989, 207.
Zie ook HvJ EG 6 juli 2000, zaak c-407/98, NJ 2001, 28, JAR 2000/194 (Abrahamsson Et Anderson).
Het is niet toegestaan om aan vrouwen automatisch voorrang te geven zolang niet minstens de helft van het personeel uit vrouwen bestaat. Zie HvJ EG 17 oktober 1995, zaak C-450/93, NJ 1996, 507 (Kalanke).
Nota voorkeursbehandeling, Kamerstukken II 2004-2005, 28 770, nr. 11, p. 82-83.
HvJ EG 11 november 1997, zaak C-409/95 (Marschall),JUR 1997, p. I-6363, NJ 1998, 808, HvJ EG 28 maart 2000, zaak C-158/97 (Badeck),JUR 2000, p. I-1875, NJ 2000, 532 zaak C-407/98 (Abrahamsson Et Anderson), JUR 2000, p. 1-5539, NJ 2001, 28, JAR 2000/194 en HvJ EG 30 september 2004, zaak C-319/03 (Brihecke), JAR 2004/260.
Zie CGB 2 februari 2004, oordeel 2004-10, CGB 31 maart 2004, oordeel 2004-36 en CGB 15 april 2008, oordeel 2008-39.
Zie CGB 19 april 1999, oordeel 1999-32.
CGB 18 november 1996, oordeel 1996-97. Zie ook CGB 2 februari 2004, oordeel 2004-10.
Nota voorkeursbehandeling, Kamerstukken II 2004-2005, 28 770, nr. 11, p. 83-85.
Kamerstukken II 1995-1996, 24 564, nr. 1, p. 4.
Nota voorkeursbehandeling, Kamerstukken II 2004-2005, 28 770, nr. 11, p. 5.
R Hermanussen, E. Schellekens e.a., Voorkeursbeleid bij werving en selectie, Tilburg, april 2004, p.11.
Zie o.a. de CAO Houthandel (looptijd van 1 augustus 2007 t/m 31 juli 2009) en de CAO TNT (looptijd van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2009).
In die gevallen waarin vanwege de aard of de voorwaarden voor de uitvoering van de beroepsactiviteiten het geslacht bepalend is, kan van de norm van artikel 3 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen worden afgeweken. In artikel 5 lid 3 WGB wordt een limitatieve opsomming gegeven voor categorieën van beroepsactiviteiten waarvoor het geslacht bepalend kan zijn. Te denken valt aan acteurs, mannequins, toneelspelers et cetera. Voorts is er een aantal bij algemene maatregelen van bestuur aangewezen beroepen waarvoor de uitzondering van artikel 5 WGB geldt.1
Op grond van artikel 5 lid 1 WGB kan onder bepaalde omstandigheden van de norm worden afgeweken, in het voordeel van een sollicitant. Het doel van deze voorkeursbehandeling is het wegnemen van de algemene achterstandssituatie van vrouwen op de arbeidsmarkt.2 Op grond van de oordelen van de CGB moet voor de toelaatbaarheid van voorkeursbeleid aan een aantal voorwaarden zijn voldaan.
Allereerst dient de achterstand van de groep die onderwerp is van het voorkeursbeleid, te zijn aangetoond en te worden gerelateerd aan het beschikbare arbeidsaanbod.3 Deze door de CGB geadviseerde wijze van bepaling van de achterstandssituatie van een groep in de onderneming, is door het kabinet niet gevolgd, omdat het Hof van Justitie EU niet de eis stelt dat het aandeel vrouwen bij de ondernemingen vergeleken moet worden met het relevante potentiële aanbod van vrouwen op de arbeidsmarkt. Ook om praktische redenen heeft het kabinet dit advies van de CGB naast zich neergelegd.4 Voorts dient de voorkeursregeling te waarborgen dat sollicitaties worden onderworpen aan een objectieve beoordeling van alle kandidaten, waarbij rekening wordt gehouden met alle criteria betreffende de persoon van de kandidaten.5 Tot slot dient het onderscheid in redelijke verhouding te staan tot het doel. De voorkeursmaatregel moet dus kunnen worden gerechtvaardigd door de mate van de achterstand.6 Uit dit laatste vloeit voort dat een grotere achterstand verdergaande voorkeursmaatregelen rechtvaardigt.7 Voorts zal in geval van een openlijke aanbieding van de betrekking, van de eventueel toe te passen voorkeursbehandeling mededeling moeten worden gedaan (art. 3 lid 3 WGB).8 De CGB heeft het kabinet geadviseerd om de mogelijkheid van voorkeursbehandeling naar alle gronden uit de gelijkebehandelingswetgeving uit te breiden. Dit advies is door het toenmalige kabinet niet overgenomen.9 De eis van evenredigheid tussen doel en gekozen middel impliceert dat een werkgever met enige regelmaat zal moeten vaststellen of de omstandigheden nog steeds zodanig zijn dat voorkeursbeleid is gerechtvaardigd.10 Dit past binnen de doelstelling van voorkeursbehandeling, dat als tijdelijk instrument wordt ingezet om feitelijke ongelijkheden op te heffen of te verminderen.11
Uit onderzoek blijkt dat tweederde deel van de werkgevers heeft aangegeven goed op de hoogte te zijn van de mogelijkheid tot het voeren van een voorkeursbeleid. Voorts is gebleken dat grotere werkgevers beter met dit beleid bekend zijn dan kleinere. Tot slot is vastgesteld dat eenderde deel van de werkgevers een actief voorkeursbeleid voert of in het verleden heeft gevoerd.12 Bij het bestuderen van branchecao's en ondernemingscao's is mij gebleken dat in een aantal cao's bepalingen over de emancipatie van vrouwen zijn opgenomen.13