Cessie
Einde inhoudsopgave
Cessie (O&R nr. 70) 2012/I.5.2.3:I.5.2.3 Liquiditeitscrisis
Cessie (O&R nr. 70) 2012/I.5.2.3
I.5.2.3 Liquiditeitscrisis
Documentgegevens:
M.H.E. Rongen, datum 01-10-2011
- Datum
01-10-2011
- Auteur
M.H.E. Rongen
- JCDI
JCDI:ADS356380:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Algemeen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie nader over het ontstaan van deze liquiditeitscrisis: Kragt 2008, hoofdstuk 6 en DNB 2010a, p. 17 e.v.
Zie ook: Kragt 2008, p. 88-89, die erop wijst dat het liquiditeitstekort mede het gevolg was van de regels die het liquiditeitsrisico van het bankwezen juist beoogden te verminderen en aldus een procyclische werking hadden. Hij doelt daarbij op de liquiditeitsratio’s die banken in acht moeten nemen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
16. Het ontstaan van een liquiditeitscrisis in de zomer van2007. Belangrijke financiers van de genoemde beleggingsvehikels waren de geldmarktfondsen. Toen in de zomer van 2007 duidelijk werd dat er verliezen werden of zouden worden geleden op de subprime gerelateerde effecten – en na downgradings van de ratings van een groot aantal van die effecten en van de vehikels zelf – waren de geldmarktfondsen niet meer bereid de beleggingsvehikels van financiering te voorzien. Het gevolg was een acute liquiditeitscrisis op de geldmarkt.1 Herfinanciering was nier meer mogelijk. Om uitstaand commercial paper toch te kunnen aflossen, gingen de vehikels over tot verkoop van activa, waaronder niet alleen de subprime-effecten, maar ook andere gestructureerde effecten van goede kwaliteit. Dit leidde tot een grote neerwaartse prijsdruk op de marktwaarde van deze effecten (zie ook hierna). Om reputatieschade te voorkomen, zagen banken zich genoodzaakt de beleggingsvehikels die zij hadden opgezet met enorme bedragen financieel te ondersteunen, zelfs al waren zij daartoe juridisch niet altijd gehouden. Ook sommige geldmarktfondsen moesten door hun manager (de bank die het fonds had opgezet) financieel worden gesteund, omdat de intrinsieke waarde van het belegde vermogen sterk was gedaald. Het was voor de banken moeilijk om de daarvoor nodige liquiditeiten op te brengen. Op grond van de geldende regelgeving hoefden de banken voor het managen van de beleggingsvehikels, achteraf bezien wellicht ten onrechte, geen kapitaal aan te houden.
Een en ander betekende dat het subprime risico – en de daaruit voortvloeiende verliezen – (weer) voor rekening van de banken kwam. Aangezien de banken niet precies van elkaar wisten in hoeverre ze betrokken waren bij de genoemde beleggingsvehikels, waarin die vehikels precies hadden belegd en in hoeverre de banken zelf in Amerikaanse hypotheekobligaties hadden geïnvesteerd, viel het vertrouwen tussen de banken weg en waren zij nauwelijks nog bereid elkaar geld te lenen.2 De subprime crisis sloeg zo over naar de interbancaire geldmarkt die als gevolg van de onzekerheden stilviel. Een systeemcrisis ontvouwde zich, in reactie waarop centrale banken het bankwezen noodkredieten ter beschikking stelden om de banken van financiering te blijven voorzien en de geldmarkten weer vlot te trekken.