De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/3.7.1:3.7.1 De uitbreiding van het toepassingsgebied voor discovery for documents
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/3.7.1
3.7.1 De uitbreiding van het toepassingsgebied voor discovery for documents
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS381970:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Hickman v.Taylor 329 U.S. 495, 67 S.Ct. 385, 91 L. Ed. 451 (1947).
Hazard 1998, p. 1686-1689.
Hazard 1998, p. 1685-1686.
Marcus 1999, p. 174; vandaar dat Smit meent dat de VS iets zouden kunnen leren van de onder Nederlands recht geldende strengere eisen bij stellen en verweren: Smit 1992, p. 221-229 in het bijzonder p. 226.
Federal Rules of Civil Procedure 34 (b) (1) (a).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Naar de letter had Rule 34 aldus nog maar weinig te bieden. Al snel kreeg de discovery for documents echter meer ruimte. Dat gebeurde spoedig nadat het Supreme Court in 19471 in de eerste principiële uitspraak over discovery in niet voor misverstand vatbare bewoordingen het belang voor waarheidsvinding had vooropgesteld. Met een sindsdien met regelmaat aangehaalde strofe overwoog het Supreme Court onder meer:
"We agree, of course, that the deposition discovery rules are to be accorded a broad and liberal treatment. No longer can the time-honored cry of "fishing expedition" serve to preclude a party from inquiring into the facts underlying his opponent's case. Mutual knowledge of all the relevant facts gathered by both parties is essential to proper litigation."
Met ingang van 1948 werd de reikwijdte van de verplichting om bescheiden te verstrekken op verscheidene manieren verruimd doordat de regels gelijk werden getrokken met de regels die bijvoorbeeld golden voor het vergaren van verklaringen van getuigen ("depositions") en het verkrijgen van antwoorden op aan een processuele wederpartij gestelde vragen ("interrogatories"). Terwijl onder de in 1938 vastgestelde Rules vereist was, dat bescheiden waren "material to any matters involved in the action", volstond voortaan dat de gevraagde informatie was "reason-ably calculated to lead to the discovery of admissable evidence". Dat begrip "evidence" was op zijn beurt weer evenzeer ruim omschreven. Het betekent in de bewoordingen van de Federal Rule of Evidence 401 in de tekst sedert 1975:
"Relevant evidence means evidence having any tendency to make the existence of any fact that is of consequence to the determination of the action more probable or less probable than it would be without the evidence."
Of feiten die een partij wil presenteren ook inderdaad "evidence" vormen en derhalve bij de beslissing in aanmerking genomen mogen worden, wordt niet bepaald door hoe een gekwalificeerd jurist daarover zou oordelen, maar door hetgeen een dwarsdoorsnede van leken daar van zou vinden. Voor zover er een onderscheid tussen beide criteria is, wordt dit onderscheid veroorzaakt door het feit dat een civiele procedure in de VS in principe behandeld wordt door eenjury.2
Aldus verkreeg ook de discovery for documents een ruime reikwijdte. Die reikwijdte sluit aan op de in een Amerikaanse procedure geldende regels over de stelplicht. De eisen aan de stelplicht zijn licht en komen er op neer, dat een eiser slechts niet aan zijn stelplicht voldoet, wanneer uit zijn stellingen blijkt dat zijn vordering moet worden afgewezen.3 Marcus, één van de bewerkers van het meest toonaangevende standaardwerk over federaal procesrecht, merkt dan ook op:
"To a considerable extent, the breadth of American discovery is linked to the laxness of the rules regarding pleading."4
De toelichting op de aanpassing van de Rule maakt ook duidelijk dat het woord "designated" in de tekst niet vergt, dat ieder opgevraagd document specifiek wordt aangeduid: de aan specificatie van verzoeken te stellen eisen kunnen per type zaak verschillen, zodat slechts vereist is dat bescheiden worden aangeduid "with reason-able detail", zoals volgens de toelichting ook voortvloeit uit twee uitspraken van het Supreme Court uit 1908 en 1928. Later zal dit ook in de tekst van de Rule verduidelijkt worden, doordat daarin wordt bepaald dat het verzoek "must describe with reasonable particularity each item or category of items to be inspected".5