RvdW 2023/1120:Medeplegen poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld (art. 312 lid 2 onder 2 Sr) en medeplegen poging tot afpersing (art. 317 lid 3 jo. 312 lid 2 Sr) van schoenendoos met geld en goederen ter waarde van € 10.000. Vrijspraak in eerste aanleg. 1. Bewijsklacht toebehoren van weg te nemen geld en goederen aan ander dan verdachte en zijn mededaders. 2. Beslissing over voorlopige hechtenis. Is ’s Hofs beslissing tot gevangenneming toereikend gemotiveerd? Ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: ’s Hofs vaststelling dat betreffende schoenendoos met inhoud aan ander (A) toebehoort, is niet onbegrijpelijk. Uit bewijsvoering volgt immers dat A ‘voor 100%’ verbleef in woning van aangever, dat aangever A meermaals in de weer heeft gezien met schoenendoos, die hij gebruikte voor verkoop van drugs en dat A tegen aangever heeft gezegd dat er niets gestolen was. Dat A later in opsporingsonderzoek zou hebben verklaard dat doos niet aan hem toebehoorde, zoals verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd, doet hieraan niet af. Rechter is immers vrij in selectie en waardering van bewijsmateriaal waarop hij bewezenverklaring baseert. Deze weging van bewijsmateriaal en feitelijke vaststellingen die rechter daaraan verbindt, kunnen in cassatie slechts op begrijpelijkheid worden getoetst. Kennelijk heeft hof de verklaring van A dat doos niet van hem was in het licht van voorhanden bewijsmateriaal niet aannemelijk geacht, hetgeen gelet op gebruikte bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk is. Daarmee zijn bewezenverklaring en verwerping van het door verdediging gevoerde verweer voldoende met redenen omkleed. Ad 2. Verdachte mist belang bij bespreking van klacht over ’s hofs beslissing m.b.t. voorlopige hechtenis. Eerste middel (bewijsklacht) slaagt niet, terwijl o.g.v. art. 6:2:2 onder a Sv de door hof opgelegde gevangenisstraf zal ingaan op dag van uitspraak van HR. Daarbij zal dan de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in mindering worden gebracht (vgl. RvdW 2012/840 en NJ 2022/221, m.nt. J.M. Reijntjes). Volgt verwerping. Samenhang met RvdW 2023/1121.