Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/4.3.2
4.3.2 De oplegging
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS379190:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Van Buuren, Jurgens & Michiels 2005, p. 18.
Zie ook Nicolai, Olivier, Damen & Troostwijk 1993, p. 444.
Prins & Van Wijk 1954, p. 74.
De Jong-Noordermeer (1997, p. 25) pleit voor terughoudendheid bij het vaststellen van de hoogte van een bestuursrechtelijke dwangsom, om te vermijden dat de hoogte van de dwangsom meebrengt dat deze als punitief moet worden gekwalificeerd. Naar mijn idee kan te vergaande terughoudendheid echter de preventieve werking van de dwangsom ernstig ondermijnen, terwijl in die werking de enige legitimatie voor haar bestaan is gelegen, zie 83.2.
Er geldt uitdrukkelijk de eis dat het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich niet tegen de last onder dwangsom verzet (art. 5:32, derde lid, Awb).
Zie Ballegooij, Barkhuysen, Brenninkmeijer, Den Ouden & Polak 2004, p. 145; zie ook Van Wijk 2002, p. 451-452.
Zie bijvoorbeeld ABRvS 19 december 1996, AB 1997, 92, m.nt. Van Buuren; ABRvS 19 september 1996, AB 1997, 91, m.nt. Van Buuren.
Van Buuren, Jurgens en Michiels1 noemen de bestuursrechtelijke dwangsom uit art. 5:32 Awb in de fase waarin deze wordt opgelegd, reparatoir en niet punitief van aard, omdat deze is gericht op herstel. In het geval van een door het bestuur opgelegde dwangsom is steeds al sprake van een overtreding, waaraan het bestuursorgaan vervolgens tracht een einde te maken door een dwangsom op te leggen2 In dit opzicht is sprake van reparatie: de bedoeling is om te bewerkstelligen dat de betrokkene een bepaalde overtreding beëindigt. De bestuursrechtelijke dwangsom is niet gericht op leedtoevoeging: het gaat erom dat de bestuursrechtelijke voorschriften worden nageleefd.3 Er is evenals bij bestuursdwang sprake van 'een reactie tot aan het nulpunt';4 strafoplegging en boete gaan verder.5 Ook de bestuurlijke dwangsom wordt met het oog op een optimale preventieve werking vastgesteld, waarbij art. 5:32 Awb de rechter verplicht het evenredigheidsbeginsel in acht te nemen.6 Het vastgestelde bedrag kan als gevolg daarvan geen bestraffend element bevatten: het mag niet hoger zijn dan noodzakelijk om de normhandhaving af te dwingen.7 Ten slotte wordt de vraag naar het punitief karakter van de bestuurlijke dwangsom ook in de rechtspraak negatief beantwoord: deze oplegging is volgens vaste jurisprudentie niet punitief van aard, en wordt daarom niet door de art. 6 EVRM en 14 IVBPR bestreken.8