Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 3.6.9 Tegeldemaking bij voortzetting van de onderneming
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
Bij voortzetting van de onderneming van de schuldenaar of een onderdeel daarvan is uitsluitend de bewindvoerder bevoegd tot de tegeldemaking van:
- a.
met pandrecht bezwaarde goederen die zich ten tijde van de insolventverklaring in de macht van de schuldenaar bevinden of die door de bewindvoerder op de voet van artikel 3.6.6 zijn opgeëist;
- b.
met hypotheek bezwaarde goederen;
- c.
door de schuldenaar onder eigendomsvoorbehoud verkregen zaken die zich ten tijde van de insolventverklaring in de macht van de schuldenaar bevinden of die door de bewindvoerder op de voet van artikel 3.6.6 zijn opgeëist.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op vorderingen tot betaling van een geldsom en op goederen die uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn verpand.
3.
De bewindvoerder stelt de pandhouder, hypotheekhouder of eigenaar in kennis van zijn voornemen om tot tegeldemaking over te gaan en van de wijze waarop die zal plaatsvinden. Daarbij kan hij de pandhouder, hypotheekhouder of eigenaar een redelijke termijn stellen waarbinnen deze op de voet van artikel 4.3.5 bij de rechter-commissaris bezwaar kan maken.
4.
Doet de bewindvoerder afstand van zijn bevoedheid tot tegeldemaking, dan kan de pandhouder, hypotheekhouder of eigenaar zijn rechten uitoefenen alsof er geen insolventie was.
5.
De rechter-commissaris kan, zo nodig ambtshalve, de bevoegdheid van de bewindvoerder tot tegeldemaking opheffen of beperken.