Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/1093
Klacht tegen niet kunnen uitoefenen ondervragingsrecht faalt omdat het verzoek tot horen van de getuige niet op de terechtzitting is gedaan.
HR 07-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1516
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 november 2023
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering, T. Kooijmans, T.B. Trotman
- Zaaknummer
21/04654
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1516, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑11‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:816, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑09‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑09‑2022
- Wetingang
Essentie
Klacht tegen het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht faalt omdat het verzoek tot het horen van de getuige niet op de terechtzitting is gedaan.
Samenvatting
In gevallen waarin de rechter voor het bewijs gebruik wil maken van een door een getuige afgelegde verklaring, terwijl de verdediging — ondanks het nodige initiatief — niet een behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om ten aanzien van die getuige het ondervragingsrecht uit te oefenen, moet de rechter nagaan of het proces als geheel eerlijk is verlopen. Het vereiste dat de verdediging het ‘nodige initiatief’ neemt, houdt in dat de verdediging ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.