Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel
Artikel 30 Rechtszittingen
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2008
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 99 (uitgifte: 12-05-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2010, Trb. 2010, 160 (uitgifte: 25-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
In overeenstemming met Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met name artikel 6, neemt elke Partij de wetgevende en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om in de gerechtelijke procedure het volgende te waarborgen:
- a.
de bescherming van het privé-leven van het slachtoffer en, wanneer passend, zijn/haar identiteit;
- b.
de veiligheid van het slachtoffer en bescherming tegen intimidatie,
in overeenstemming met de voorwaarden voorzien in haar nationale recht en daarbij, in het geval van kinderen die het slachtoffer zijn, in het bijzonder rekening te houden met de behoeften van kinderen en hun recht op bijzondere beschermingsmaatregelen te waarborgen.