Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel
Artikel 28 Bescherming van slachtoffers, getuigen en personen die met de gerechtelijke autoriteiten samenwerken
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2008
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 99 (uitgifte: 12-05-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2010, Trb. 2010, 160 (uitgifte: 25-05-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om doeltreffende en passende bescherming te bieden tegen mogelijke represailles of intimidatie, met name tijdens en na de opsporing en vervolging van daders, aan:
- a.
slachtoffers;
- b.
wanneer van toepassing, de personen die aangifte doen van de overeenkomstig artikel 18 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten of anderszins medewerking verlenen aan de met de opsporing of vervolging belaste autoriteiten;
- c.
getuigen die verklaringen afleggen inzake de overeenkomstig artikel 18 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten;
- d.
wanneer noodzakelijk, familieleden van de in de onderdelen a en c bedoelde personen.
2.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig kunnen zijn om verschillende vormen van bescherming te waarborgen en te bieden. Dergelijke maatregelen kunnen bestaan uit fysieke bescherming, herhuisvesting, het geven van een nieuwe identiteit en hulp bij het vinden van een baan.
3.
Op een kind dat slachtoffer is, zijn bijzondere beschermingsmaatregelen van toepassing waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van het kind.
4.
Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig kunnen zijn om, wanneer noodzakelijk, passende bescherming te bieden tegen mogelijke represailles of intimidatie met name tijdens en na de opsporing en vervolging van daders, aan leden van groepen, stichtingen, verenigingen of niet-gouvernementele organisaties die de in artikel 27, derde lid, genoemde activiteiten verrichten.
5.
Elke Partij overweegt overeenkomsten of regelingen met andere Staten te sluiten ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.